“We’re gonna be the band who writes the song that makes Israel and Palestine get along”, zongen de compleet in de anonimiteit verzonken artrockers van Art Brut ooit. Nu weten we wel dat Israeliërs vooral Eurosongnummers van transseksuelen weten te pruimen en dat Palestijnen een boon hebben voor Arabisch gejingel en –jangel van mannen met tulbanden, maar diep in ons hart willen wij geloven dat Leslie Feist twaalf van dat soort op wereldvrede mikkende zoete zoentjes op haar nieuwste plaat heeft gekegeld, één voor één juwelen om bij te leggen in de schattenkamer van je hart.
‘Metals’ heet het werkstukje en de Canadese nam het op in Big Sur, het Californische natuurgebied aan de Grote Oceaan waar beatheld Jack Kerouac toevlucht zocht nadat hij was weggelopen van groupies en de roem als befaamd auteur en waar hij zich naar rock bottom zoop. Ook Feist sloot er zich op in een hutje, al weten we niet of zij ook een geheim voorraadje Jack Daniel’s in haar kast verstopt had. Wat we wel weten: de chanteuse heeft er met ‘Metals’ een album gemaakt dat nauwelijks moet onderdoen voor succesplaat ‘The Reminder’.
Want Feist bewijst dat ze na enkele jaren windstilte zeker geen last heeft van – komt ie – metaalmoeheid. ‘The Bad In Each Other’ refereert tekstueel aan ‘Good Woman’ van Cat Power en mondt uit in een bonte mix van koperblazers. In persoonlijke favoriet ‘Graveyard’ roept Feist dan weer de doden eigenhandig tot leven – op de vooravond van Halloween mag dat al eens – alvorens een haast klassiek aandoende trompet de stilte voor de storm inluidt. Storm in casu: een (ironisch genoeg) opvallend levenslustig koortje dat het nummer tot tussen de sterren zingt.
Ook op single ‘How Come You Never Go There’ zwijmelt Feist ons richting zenith (en daar heeft Nicolas Lombaerts helemaal niets mee te maken), in ‘A Commotion’ eist een Kozakkenkoor de hoofdrol op, terwijl het speels dartelende ‘The Circle Married the Line’ ongetwijfeld de beste song ooit is over intergeometrisch huwelijksgeluk. En neen, op ‘Metals’ staat geen nummer met de hitgevoeligheid van ‘My Moon My Man’, ‘1 2 3 4’ of zelfs maar ‘Mushaboom’. Toch blijven de liedjes hangen als kleefkruid, doordat Feist subtiel meer (weer)haakjes heeft uitgestrooid dan er op een piratenkerkhof te vinden zijn.
De Canadese heeft bovendien een van de mooiste koppels stembanden in de muziekindustrie: als een Frans zuchtmeisje struikelt haar lichtjes schurende stem, om even later weer vrolijk aan het huppelen te gaan. Mocht Leslie Feist de beurscijfers inspreken, we kochten stande pede de boeken van Paul D’Hoore om toch maar een excuus te hebben om te luisteren.
We weten dat de songstress sinds het arsenaal prijzen dat ze met ‘The Reminder’ binnengerijfd heeft, ook geadopteerd is door supermarkt-dj’s, brave huisvrouwen en hipsters met engelengezichten die naar haar albums luisteren op hun nieuwe iPhones terwijl ze al slurpend van hun milieuverslindend papieren bekertje gevuld met overprijsde Starbuckskoffie Wilde en Orwell lezen op hun hippe Kindle. We zijn niet egoïstisch, er is genoeg Feist voor iedereen. Dat de zangeres tegenwoordig opduikt op de soundtracks van theekransjes van burgertrutten die qua saaiheid niet moeten onderdoen voor eerdergenoemde boeken (die van D’Hoore, niet die van Wilde, Orwell óf Kerouac), is zelfs een voordeel te noemen: moeten wij de keren dat we het sociaal niet kunnen verantwoorden om daar mijlenver van weg te blijven tenminste geen ganse avond Maroon 5 aanhoren.
Hell, we willen het zelfs gladde marketingjongens met een modus op benchmarking en crossmedialiteit vergeven dat ze onze favoriete Canadese gekaapt hebben. De hele wereld mag weten wat voor bloedmooie kunstwerkjes Feist creëert. Kwestie van die wereldvrede een stap dichterbij te brengen.
Album verdeeld door Universal Music