Wie Peuk de afgelopen maanden aan het werk zag in één of ander bruin café of groezelige concertlocatie spreekt er allicht nog van. Tijdens Sonic City blies de band als opener van de dag de prut uit onze oren en konden we enkel concluderen dat zelfs daglicht geen sfeerbederver moest zijn. Die ijzersterke live-reputatie moest zich hopelijk ook gaan vertalen in een evenwaardig album. De vraag was maar hoe je die explosieve waas van gitaren omzet naar een plaat, zonder aan impact te verliezen.
Wat een geweldige naam trouwens. Het restje dat de mens er aan herinnert net een kleine aanval op het lichaam te hebben gepleegd. Dave (Fence, Evil Superstars, Millionaire), Jacques (Heisa) en Nele gebruiken echter nijdige gitaren en robuuste drums in plaats van teer en nicotine om het offensief in te zetten. Geen elektronica dus, waardoor de vergelijking met het pure gitaargeweld uit de jaren negentig snel gemaakt is. Sonic Youth en Nirvana als je wil, maar evengoed PJ Harvey of Sleater-Kinney.
Zelf omschrijven ze hun muziek als sludgepop en daar valt wat voor te zeggen. Er werd veel aandacht besteed aan dynamiek waardoor razen, zingen, krijsen en de voet van het gas halen elkaar versterken. Emoties laaien in vele gedaantes hoog op. In ‘Magpie’ schreeuwt Nele “lie, lie, you’re a lie” doorheen het nummer, terwijl op de achtergrond dezelfde woorden met een spottende mildheid worden herhaald. Moest er hier nog een kat gegeseld worden? De gitaarriedel in ‘Cave person’ klinkt zelfs bijna lieflijk, maar schijn bedriegt. Noemt het ironie of humor, maar enkele fracties later danst Peuk opnieuw de pogo in een donker, smerig hol. Wie niet op zijn hoede is kan onverwacht een serieuze klets rond de oren krijgen.
De eerste vier nummers geven een staalkaart Peuk mee, maar het is het middenrif waar het trio aan het excelleren slaat. Het atonale ‘Endless spark’ is kwellende pop (“She’s always on the hunt for cash / To put it her veins and crash”) die op goedkeuring van Kim Gordon kan rekenen. Maar onze liefde gaat nog het meest uit naar ‘Faceless doll in voodoo’. Deze keer is het de zachtheid die angstaanjagend klinkt. Terwijl we langzaam op een paard gezeten door een woestenij lijken te schrijden vertelt Nele een verhaal waar mishandeling, prostitutie, vernedering, mensenhandel de kern van de zaak zouden kunnen belichamen. Er is geen schreeuw nodig om uiting te geven aan radeloosheid en weerzin.
Dat Nele met de grootste homp aandacht mag gaan lopen zegt niets oneerbiedig over de mannen aan haar zijde. Die leveren namelijk zulke strakke en energieke melodieën af dat we gaandeweg gewoon worden aan de kwaliteit ervan. Neem het aanstekelijke ‘Drunk’n caravan’ bijvoorbeeld, een heerlijke riff, maar het is voornamelijk good old Dave Schroyen die de dans leidt met een reeks spitsvondige slagpartijen. Het in grunge gedrenkte ‘Manipulated rats’ beschikt over diezelfde kloeke body, waar Nele, Aurélie Poppins-gewijs, haar keelgat op open zet. We zeiden het al, aan rauwheid geen gebrek.
Anders dan de titel doet vermoeden klinkt ‘Koppijn’ dromerig en melancholisch. Toch dringt er zich vanuit de onderbuik een grimmige laag naar boven. Niets is wat het aanvankelijk lijkt op deze plaat. Die onvoorspelbaarheid, ruwheid én het dynamisch evenwicht vormen de succesfactoren ervan. Zo is ‘Dieduwa’ met zijn noise, marsmuziek, uitgepuurde postpunk en radiorock een chaotisch rommeltje dat toch een uitgekiend evenwicht vindt.
Peuk is als rijden in een hotrod. Een vervaarlijk doch bekoorlijk uiterlijk is gebaseerd op een vintage carrosserie. Ontdaan van alle technologische snufjes steelt de essentie de show: een zware dynamische motor die een smerig brullend geluid voortbrengt en een markant interieur om van al die furie te kunnen genieten.
Wie Peuk live aan het werk te zien kan dit weekend voor twee release shows terecht in de Charlatan (25.01) of Café Café (26.01).