Er ligt al een tijdje iets op onze maag, en na vijf dagen zijn we er vrij zeker van dat het geen slecht verteerde dürüm is. Er knaagt iets in onze onderbuik en geen middel lijkt te helpen. Diagnose van de huisarts: ‘Undertow’ van Drenge.
Twee broers met een voorliefde voor betonmolens en Loveless als achternaam: dat moet wel gitzwarte grunge opleveren. Hun naamloze debuut klonk alsof het was opgenomen in een met schuurpapier behangen kelder, waar opvolger ‘Undertow’ het toch wat weidser aanpakt. Dat is te danken aan Rob Graham, die bijvoorbeeld in ‘We can do what we want’ het duo versterkt met zijn bas. Qua geluid en puur volume heeft Drenge echter geen compromissen gesloten. De geluidsmuur die in ‘Introduction’ wordt opgetrokken is er eentje van gewapend beton – aan de broers zijn duidelijk twee vakkundige bouwvakkers verloren gegaan.
De plaat scheurt voorbij, en je zou verwachten dat er dan uiteindelijk wel eens uit de bocht wordt gevlogen. Het schietgebedje in ‘The woods’ zorgt dan wel voor een behoorlijke scheut dramatiek, maar doet dat gelukkig zonder pathetisch kantje. Zo blijft Drenge de nakende dreiging constant aanhouden en gaan ze nooit vervelen. Hoewel er duidelijk met de pletwals over de productie is gegaan, klinkt het album verrassend gepolijst. Zo is het titelnummer een stamp in de maag die de nodige tijd vraagt om van te bekomen – ademruimte die gelukkig wordt voorzien in ‘Standing in the cold’. De broers tonen zich meester in het scheppen van gebalde rocknummers, en wanneer die onder de vier minuten blijven is hun impact het grootst. Vergeet andere modetrends: de tweemansband is helemaal terug. Met deze ‘Undertow’ knalt Drenge zich schijnbaar moeiteloos op weg naar een plek binnen de haute couture.
Drenge speelt binnenkort in Brussel (Botanique, 24.04, info & tickets) en Amsterdam op London Calling (Paradiso, 25.04, info & tickets). In de zomer staat de groep op Dour (17.07, info & tickets).