Op het RITCS in Brussel worden er niet enkel diploma’s geproduceerd, maar sinds kort ook experimentele hiphop. Domoor is een project waarop studenten Lukas Anthierens en Simon Kremar respectievelijk hun stem en hun productie verenigen in een hiphop-achtig geheel waarbij Earl Sweatshirt misschien nog het beste referentiepunt is. Waar het ex-Odd Future-lid in gitzwarte kleuren verft houdt het Belgische duo het echter bij diverse tinten grijs.
Hun debuut-ep ‘De onderste boven’ begint bij het einde, namelijk eindhalte Simonis van hun metro in thuisstad Brussel. Het hele project lijkt te barsten van de tegenstellingen: tussen onder en boven, tussen geschiedenis en toekomst, tussen vrijheid en de angsten die ermee gepaard gaan. Het openingsnummer bestaat uit mistige soundscapes met achtergrondgeluiden die onderhuidse spanning oproepen. Daarboven horen we de slam poetry van Anthierens die het ene moment in poëtische beelden spreekt waarbij de zon een pistolet met een verdwaalde korrel maanzaad wordt, om het volgende moment in komisch-directe taal te vloeken wat voor kutbeesten konijnen eigenlijk wel niet zijn. Het is een mooi konijnenhol waarlangs je de sonische wereld van Domoor intuimelt.
Vervolgens ruimt de etherische sfeer plaats voor een claustrofobische beat op ‘Rommel’, een nummer over de prut in je hoofd waarvan je niet goed weet wat het is, maar het stapelt zich op. De ongrijpbare beat is een perfecte reflectie van de lyrische inhoud. Daarna komt ‘Blijven rennen’, het meest ritmische lied op de ep. Instrumentaal klinkt het een beetje als een kleuter die alle potten uit de kast trekt en erop begint te slaan, maar dan als het kind in kwestie al een erg sterk gevoel voor ritme had. Over deze metalige geluiden rijgt Anthierens de tegenstellingen aan elkaar en probeert hij op die manier de rommel in zijn hoofd te ordenen om zo verder te kunnen in het leven.
‘Tandenborstel’ is het moment waarop de zon het hardst door het wolkendek durft te schijnen. De fleurige synths ondersteunen in verhaal waarin je op de koffie bij oma gaat en nostalgische herinneringen ophaalt. Het wiegende ritme van de woorden geeft het nummer een gezellige touch, al wordt er nog steeds gefilosofeerd over de pijn waaruit men leert.
‘Dans vogelverschrikker, Dans’ gaat dan weer de donkerdere toer op. De pianotoetsen van Kremar klinken heel erg noir, alsof je naar een ritmischere versie van Bohren & der Club of Gore aan het luisteren bent. “De vreemde vogel is een vrije vogel” klinkt het, alsof er een ode gebracht wordt aan de outcasts die zichzelf kunnen zijn, al wordt dat beeld later in het nummer genuanceerd: “Is vrijheid een ander woord voor niets meer te verliezen?”. ‘Net op tijd’ sluit het geheel of met optimistische melancholie. “Wat we wilden worden later is niet wat we zijn vandaag, maar dat geeft niet” zijn de woorden waarmee Anthierens vrede neemt met de toekomst die niet is hoe je die in het verleden voorstelde. Hier denkt hij over na op een house party waar iedereen, inclusief hijzelf, plots veel ouder is en waar men zo plot zo volwassen is dat er zelfs onderleggers liggen.
Met ‘De onderste boven’ laat Domoor een frisse wind waaien door de Nederlandstalige hiphop. Tot nu was Brussel vooral de hoofdstad van oerdegelijke, maar eerder conventionele hiphop van acts als Stikstof, maar de eerste experimentele klinker lijkt gelegd om ook een abstracter geluid tot bloei te laten komen.