Hype Williams en haar wazige technopop zijn dood en begraven, maar hetzelfde kan niet gezegd worden van Inga Copeland en Dean Blunt, het duo achter dit project. Alsof ze de erfenis gelijkmatig wilden verdelen, gaat zij verder op het elan van de experimentele techno en hij op die van de excentrieke pop. Vorig jaar fascineerde Blunt nog met ‘The redeemer’, maar heel wat luisteraars wisten niet goed wat ze met de plaat moesten aanvangen. Neem nu het titelnummer. Die begint als een klassieke murderballad in de traditie van Mark Lanegan en Isobel Campbell tot een ruzie-sample ons plots echt angst aanjaagt en een viool de boel verziekt. Wanneer dat één van de meer directe songs blijkt te zijn, kan je de criticasters begrijpen die beweren dat Dean zich verstopt achter branie en een dikke laag spielerei. “Zal het er op zijn nieuwste worp, ‘Black metal’, gemoedelijker aan toegaan?”, vroegen die zich af.
Op het eerste gehoor lijkt het er op. Voor een album dat her en der als ‘moeilijk’ wordt beschreven, klinken de eerste nummers opvallend toegankelijk. De weelderige strijkers en jangley gitaargeluiden klinken wel erg vertrouwd in blanke, met indiemuziekjes vervulde oren. In ‘100’ wordt zelfs ‘Over my shoulder’ van The Pastels gesampled, maar in plaats van een mijmerende, bleke jongen met cardigan krijg je plots een diepe stem te horen die zich vooral in de teksten antagonistisch opstelt. “Stay out of it”, sneert hij in ‘LUSH’ en in ’50 CENT’ klinkt het pochend “I want a girl / who doesn’t want me back”, waarna de stem van Joanne Robertson die machoprietpraat tracht te doorbreken. “I cannot believe you”, zingt ze meermaals, maar ook “you’re back again”. Eerder dan een blij wederzien, roept die laatste zin een diep ongeruste vrouw op die haar man ziet vervallen in oude, destructieve gewoontes. In elk geval, koek en ei, it ain’t.
De persona van Dean Blunt op ‘Black metal’ lijkt wel het muzikale equivalent van het soort rol waar Hollywoodster Ryan Gosling een patent op heeft: het type waarvan men zegt “maar in zijn goede dagen …”. Maar terwijl dit personage in een film vertolkt wordt door een acteur, gebeurt de portrettering hier door Blunt zelf. De artiest wéét dus dat hij mensen test die van hem willen houden door ze keihard weg te duwen voor ze te dichtbij kunnen komen. In de liedjes is dit een geliefde, maar in de muziek is het zijn publiek. Misschien is die spielerei wel een veel oprechtere weergave van zichzelf dan het voorlezen van dagboekfragmenten?
Het gevaar van deze houding toont zich in de opmerkelijk donkerdere, tweede helft van het werk. “I don’t worry about nothing”, zingen hij en Robertson nog op ‘Molly and aquafina’, maar wanneer je beseft dat die meisjesnaam voor ecstasy verantwoordelijk is voor het meest gelukzalige moment van de plaat weet je dat het niet meer goed komt. Daarna verglijdt het geheel dan ook in een dertien minuten durende koortsdroom (‘FOREVER’), inclusief obligate, valse saxofoon. Op ‘X’ komt Blunt terug boven water, maar dan als een door waanzin getergde, narcistische lul: “you’re messing with a holy man”. De transformatie is compleet in albumafsluiter ‘GRADE’, waar donkere synths het ergste doen vermoeden. De dreigende, robotachtige stem is die van een gevaarlijke kerel op zoek naar een snelle wip en niet per se omwille van het genot.
Het mag intussen duidelijk zijn dat ‘Black metal’ een plaat is die zich leent tot uitgebreide analyses, maar laat je dat niet afschrikken. Je kan niet anders dan bewondering hebben voor de manier waarop de muzikant met uiteenlopende stijlen toch een bijzonder luisterbaar, coherent geheel aflevert. Zowel fans van Nick Cave, als de recentere Kanye West zullen hun gading vinden. De enige voorwaarde? Je moet iets hebben met ‘donkere mannen’-muziek.
Album verdeeld door Rough Trade