We houden ons liefst van al ver weg van allerlei communautaire discussies, maar het staat buiten kijf dat er ook op muzikaal vlak nogal wat verschillen bestaan tussen Vlaanderen en Wallonië. Groepen en artiesten die zalen vol Vlamingen lokken, doen bij Franstaligen vaak nog niet eens een belletje rinkelen. En vice versa. Neem nu David Bartholomé: eind november slaagde hij erin om drie avonden op rij de Rotonde van de Botanique uit te verkopen. Voor de gemiddelde muziekliefhebbende Vlaming zou hij echter net zo goed voetballer bij Sporting Charleroi kunnen zijn.
Nochtans is Bartholomé bepaald geen groentje in het vak: begin jaren ’90 was hij al actief in de Verenigde Staten – een passage die hem alvast een vlekkeloos Engels opleverde, niet vanzelfsprekend voor Franstaligen. Aan het eind van het vorige decennium lag hij mee aan de basis van Sharko, een van de bekendere pop-rock combo’s ten zuiden van de taalgrens. Zelfs aan de overkant van het Kanaal verwierf dit trio naam en faam, met een tournee door Engeland in 2003 als orgelpunt. Bartholomé is echter een veelzijdig artiest, en nu Sharko even een adempauze inlast, wil hij zijn creativiteit ook op andere manieren tot ontplooiing te laten komen. Zijn eerste solo-album ‘Cosmic Woo Woo’ is een heel apart werkstuk geworden, mijlenver verwijderd van de traditionele rock die je van Sharko kon verwachten.
Het is even wennen aan deze plaat. De stem van Bartholomé voelt erg breekbaar aan: het lijkt bijwijlen alsof de man de avond voordien iets te zwaar is doorgezakt in de kroeg, en elk moment door zijn stem kan schieten. Het is echter datzelfde stemgeluid dat deze plaat met een intimistische feel opzadelt. De bewust lo-fi gehouden composities van de nummers hebben hetzelfde effect. Het is een album dat het moet hebben van haar spontaniteit: Bartholomé heeft zich voor zijn solodebuut niet bepaald als een kluizenaar opgesloten in de studio. De plaat staat immers bol van de samenwerkingen, en niet de meest vanzelfsprekende: in opener ‘Mars’ krijg je plots de stem van Anne-Fleur Inizan, operazangeres in de Brusselse Munt, te horen. Het slot van ‘Speak Out’ wordt dan weer opgefleurd door een Doornikse fanfare die je helemaal meesleurt naar de jaren ’50. Andere bijdragen die het noteren waard zijn: een twintigkoppig koor, Pascal Deweze van Sukilove en een fiddlespeler, door Bartholomé ontmoet ergens in een Irish pub in Brussel.
Het maakt dit album onvoorspelbaar: het lijkt even alsof Bartholomé het geschreven en opgenomen heeft tussen uitgebreide cafésessies door. Wij houden wel van mannen die systematisch buiten de lijntjes kleuren. Bartholomé kiest doelbewust niet voor gladde producties die volledig volgens het boekje verlopen. Zo klinkt ‘Snow’ alsof het is opgenomen met een goedkope GSM of een dictafoontje uit de Aldi. Andere nummers hebben dan weer een iets te hoog weirdo-gehalte: songs als ‘Ocean Dry’ en ‘Everybody’ slagen er niet om onze aandacht vast te houden.
Dit alles wil niet zeggen dat Bartholomé het niet gewoon eenvoudig kan houden: de meeste songs doen het met simpele gitaarlijnen en melodieën: ‘Never’ moet het hebben van hetzelfde aanhoudende gitaarritme en ‘In The Middle Of’ beschikt over een fijn refrein waarvoor Bartholomé ongetwijfeld de mosterd bij z’n Sharko-periode heeft gehaald. Afsluiter ‘We Spent’ is simpel en sober, de ietwat orkestrale samenzang aan het eind even buiten beschouwing gelaten, en is een mooi sluitstuk van de plaat. In haar geheel is ‘Cosmic Woo Woo’ een soort mengeling van pop, rock en folk die bijwijlen aan Beirut doet denken.
Bartholomé bewijst met dit album dat hij moeilijk op één genre vast te pinnen valt. Het is niet simpel om ‘Cosmic Woo Woo’ volledig te vatten. Liefhebbers van een ietwat aparte en meer nostalgische sound zullen er zeker en vast van kunnen genieten.
Album verdeeld door PIAS