Consouling Sounds is met aanvoerders als Amenra en Wiegedood ondertussen uitgegroeid tot een Belgisch keurmerk voor soundtracks bij donkere luwtes, koortsdromen en grauwe desolaatheid. Recent releaste Slumberland er met ‘Sea sea sea drifter/see see see drifter’ een eigenzinnig debuut waarop de artiest in zijn industriële kraut-postpunk te werk ging met naaimachines en haardrogers.
Het label moet wel een boontje hebben voor artiesten die muziek vinden in doordeweeks materiaal, want ook nieuwe signee Bolt Ruin is er niet vies van om aan de slag te gaan met houtskool (‘Dravvn’), printplaten en speelgoedgitaren (‘Disperish’). Waar Slumberland meer de postpunktoer op gaat in zijn muziek, focust Brecht Linden zich op onstuimige electronica die niet veraf ligt van het werk van Forest Swords en Ben Frost.
De distortion tiert welig op dit eponieme debuut van de Gentse Limburger, en hij trapt – of pletwalst – al meteen de deur in huis met opener ‘Marjhed’, waar spokende melancholiek eerst vecht en uiteindelijk de duimen legt voor een overstuurde bastoon en zware kicks. Het schetst meteen wat er de komende twintig minuten zit aan te komen, en dat is troosteloosheid verpakt in loodzware en roestige mechanica, waarin melodie opbokst tegen zware percussie in een post-apocalyptisch landschap.
Het lijkt allemaal heel kil en zwaarmoedig, toch draagt Bolt Ruins liefde voor wat verslijt een zeker warm en uitnodigend karakter in zich. Hoe Linden soms ostentatief (‘Marjhed’, ‘Tshred’), soms subtieler (zoemend in ‘Psilentze’, zwevend in ‘Disperish’) gebruikmaakt van die verstoring, in combinatie met hoe hij ongebruikelijke materialen aanwendt, krijgt zijn muziek Actress-gewijs hier en daar een knisperend, ja, bijna gezellig karakter. Zo lijkt het iele pianoriedeltje in ‘Dravvn’ te fungeren als een aangenaam vuurtje in een verlaten bunker net na een oorlog.
Hoewel de diepgrijze voorliefde voor aftakeling doorgaans wordt doorvertaald in slome noise die je al te graag langs ruw beton sleept, is dat bij Bolt Ruin niet altijd even vanzelfsprekend. Het slepende is zeker aanwezig. Het krachtige ‘Tshred’ en de beatloze gewichtigheid van ‘Przenac’ zijn mooie voorbeelden. Het komt echter nooit zonder een zekere delicate weemoed die alles op een cinematische manier nuanceert. De stuwende locomotief die ‘Psilentze’ is wordt op die manier bemand door een in tragiek vergaan Bulgaars koor, terwijl in ‘Disperish’ verknipte cello’s voor een meeslepend filmisch element zorgen.
Het cilinderslot op de cover toont naar eigen zeggen robuustheid en fragiliteit die Bolt Ruin kenmerkt. Dit debuut biedt dan misschien op zijn beurt de passende sleutel die weg geeft naar wat achter dat slot schuilt. Op zijn album geeft Linden het abstracte karakter van aftakeling een gelaat, getekend door rouwende melancholie. Het koude mechanische wordt op een zinderende manier verweven met melodie die voor een broeierig geheel zorgt. De weg richting het zwarte gat biedt op die manier een zekere troost.
Bolt Ruin speelt 7 april op BRDCST in de AB (info & tickets), en staat 25 april samen met Planningtorock in het S.M.A.K. (info & tickets).