Twee jaar geleden was Beverly-Glenn Copeland een van de verrassingen op Sonic City. De toen 74-jarige Amerikaan grasduinde in Kortrijk als man door zijn 50 jarig klassiek geschoold oeuvre. De vreemde eend in de muzikale bijt bleek daarnaast ook nog op vele andere vlakken interessant. Drie jaar eerder zou hij dit immers nog als vrouw gedaan hebben. Wie er niet bij was krijgt met ‘Transmissions: the music of Beverly-Glenn Copeland’ een beknopt overzicht van zijn muzikaal pad voorgeschoteld.
Beïnvloed door een vader die ettelijke uren per dag piano speelde, besloot Beverly-Glenn Copeland klassieke muziek te gaan studeren. Tijdens het componeren kwam het besef dat er meer is dan de klassieke structuren en zocht hij inspiratie bij jazz, blues, folk en uiteenlopende invloeden vanuit de hele wereld. Al deze invalshoeken en inspiratiebronnen komen dan ook in al hun glorie aan bod op ‘Transmissions: the music of Beverly-Glenn Copeland’.
Van een plaat die een vijftigjarige muziekcatalogus omhelst, verwacht je een heel divers resultaat en daarin stelt deze ‘Transmissions’ niet teleur. Meer dan eens gaat de stem van Copeland met de nodige aandacht lopen. Tijdens het jazzy ‘Don’t despair’ – hallo, Joni Mitchell – en het ongetemde ‘Erzili’ horen we een jonge Copeland met een toen nog wat ruwer, door folk beïnvloed stemgeluid. Opener ‘La vita’ laat zich opmerken met een zeer klassiek stemgeluid terwijl ‘Ever green’ ons betoverd met Oosterse klanken en een sound/stemgeluid dat doet denken aan een uitgebeend Son Lux.
Stel dat onze geloofsgemeenschap opnieuw inspirerend wordt, dan zal het wellicht liggen aan het feit dat spirituals als ‘Deep river’ opnieuw de weg vinden naar een groter publiek. Het gevoel van verbondenheid met iets dat onszelf overstijgt neemt ons immers helemaal mee tijdens dit nummer. Meermaals weet Copeland een band te smeden tussen de muziek en de luisteraar en dat doorheen de eeuwen heen. Langs de andere kant zal niemand die hem live aan het werk zag hierdoor verbaast zijn. De man (of vrouw, afhankelijk van hoever je terug in de tijd gaat) bezit dan ook pakken charisma en een geweldige aaibaarheidsfactor. Dat schemert blijkbaar door op plaat.
Meer dan eens zorgt Copeland voor gemoedsrust en een positieve opkikker. ‘Sunset village’ is zo’n nummer dat tegelijk naïef, innemend als intens begeesterend klinkt. Dankzij de wat atypische, bijna kinderlijke elektronica, die trage Afrikaanse ritmes met zich mee lijkt te dragen, komt de stem dat tikkeltje extra zachtmoedig over. Een wiegelied na een mentaal zware dag. Om daarna tijdens ‘In the image’ met opzwepende Afro-Amerikaanse beats en een inspirerende soulstem een dansbaar medicijn toe te dienen voor dipjes allerhande.
Copeland werpt zich op ‘Transmissions’ meer dan eens op als een sterrenchef die aparte, soms zelfs smaakloze ingrediënten verwerkt tot heerlijke gerechten. Hij is een componist die aparte zintuiglijke prikkels tot volwaardige belevingen laat uitgroeien. ‘A little talk’ is zo’n nummer dat zichzelf gestaag naar hogere sferen stuwt, maar waarbij je bij aanvang niet meteen die impact ziet. De old skool hiphop-beats en de ietwat vale elektronica hebben de drijvende kracht uit de stem van Copeland nodig om het geheel op zijn plek te doen vallen. Daarna zwelt het nummer aan tot een beklijvend trance/soul/gospel-agglomeraat.
In de funkspiritual ‘Montreal main (the Buddha in the Palm)’ vat Copeland zijn eigen plaat vrij goed samen: “It’s not the hills we climb, it’s the practice of climbing”. ‘Transmissions: the music of Beverly-Glenn Copeland’ is een spirtuele zoektocht doorheen een prachtig en uitgestrekt muzikaal landschap. De ene omgeving is niet beter of mooier dan de andere, wel stralen ze allen een behoorlijke inspirerende kracht uit.