Gemiddeld brengen Thee Oh Sees elk jaar een album uit, en daarmee wedijveren ze met Ty Segall om de titel ‘productiefste garageband’. Dit jaar is er blijkbaar goed gezaaid, want ze kunnen twee keer oogsten. Na ‘A weird exits’ in augustus is nu nakomertje ‘An odd entrances’ op de wereld losgelaten. Loslaten is misschien niet het meest toepasselijke werkwoord, want deze jongste telg van de discografie is de snoozeknop van het loeiende alarm dat ‘A weird exits’ was.
De nieuwste worp werd door spilfiguur/garage-held John Dwyers eigen label Castle Face voorgesteld als a companion album. Die beschrijving gaat zeker op aangezien ‘An odd entrances’ iets te mager uitvalt om op zich te kunnen boeien – zeker wanneer je als band de afgelopen jaren furieuze klassiekers zoals ‘Floating coffin’ en ‘Mutilator defeated at last’ op de wereld losliet. Deze ‘Entrances’ dient vooral om een rustiger kantje van Dwyers muzikale geest te etaleren, eentje dat op ‘Exits’ nog met veel gitaargeweld onder de mat werd geveegd. Naar ziedende solo’s of opgewonden kreetjes hoef je niet te speuren in dit glutenvrije nagerechtje.
‘Entrances’ voelt door z’n op jams gestoelde, wijd uitwaaierende melodieën aan als een introspectieve spacejam. In ‘Jammed exit’ duikt een dwarsfluit op die knipoogt naar de Australische gekkies van King Gizzard & The Lizard Wizard. In afsluiter ‘Nervous tech (nah john)’ plugt Dwyer alsnog z’n elektrische gitaar in de grootste versterker die hij heeft, al gaat hij vrij snel weer op de rem staan.
We durven niet met zekerheid zeggen de hoeveelste Thee Oh Sees plaat dit is – daarvoor zijn er te veel naam- en personeelswissels geweest. Als album valt ‘An odd entrances’ zwakjes uit, en schetst het vooral een beeld van hoe een stonede jam van deze Californiërs kan klinken. Wie dus graag een representatieve kennismaking met de band wil, heeft keuze te over uit de rest van hun oeuvre.. Volgend jaar weer ietsje scherper, heren?
Album verdeeld door Konkurrent.