Doorbreken bij het grote publiek zit er over het algemeen niet in als je als band debuteert in de black metalscene. Dat is ook het lot van het Franse Alcest. Nadat Stéphane Paut – die sindsdien als Neige door het leven gaat – met verschillende bands debuteerde in de donkerste krochten van de hel, gooide hij met Alcest in 2007 het roer helemaal om door emotionele shoegaze te combineren met blastbeats en dubbele basdrums op het debuut ‘Souvenirs d’un autre monde’. Met ook nog een afwisseling tussen zijn intense, zuivere stemgeluid en raak gemikte screams stond hij aan de wieg van het genre dat insiders blackgaze zouden noemen.
Van enige black metalinvloeden was op de vierde worp ‘Shelter’ uit 2014 niets meer te horen. Wat overbleef was eigenlijk dreampop à la Slowdive, maar de grote erkenning volgde niet. De metalfans haalden hun neus op voor het meer mainstream geluid terwijl de rest van de wereld niet wakker lag van een evoluerend metalgroepje. Met het daaropvolgende ‘Kodama’ en huidige worp ‘Spiritual instinct’ keerde Neige dan maar weer terug naar de roots. Er werd weer wat meer geschreeuwd, de gitaren mochten terug wat heviger, de blastbeats werden weer van stal gehaald. Wel bleven de zin voor adembenemende melodieën en het heerlijke dromerige sfeertje bewaard.
Alcest is namelijk een metalband waarvoor wegdromen meer voor de hand ligt dan headbangen. Zo start opener ‘Les jardins de minuit’ met ijle gitaren boven een pulserende baslijn en ingehouden drums, waar een dromerige engelenstem boven gedrapeerd wordt. Pas na anderhalve minuut krijgen de drums en gitaren vrij spel. Wanneer Neige ook nog zijn screams introduceert heeft Alcest op een minuut of acht het hele idee achter zijn band geïntroduceerd aan wie de man nog niet kent.
Overige nummers wijken niet noodzakelijk veel af van dit recept, al zitten er voldoende vondsten in de nummers om niet te gaan vervelen. De gitaarmuur van ‘Protection’, de hemelse melodie van ‘Sapphire’ of de ingehouden spanning van het titelnummer. Veel wijkt de muziek niet af van andere albums – op Shelter na dan – maar dat hoeft niet als het evenwicht tussen dromerige, fijngevoelige melodieën en stevige gitaarmuren en rollende drumlijnen zo nauwgezet bewaakt wordt.
Enkel in ‘Le miroir’ ontwaren we helemaal geen metal-invloeden. Het is een uiterst gebalanceerd, prachtig nummer dat een ondraaglijke spanning met zich meedraagt zonder ooit te exploderen. Mocht Slowdive de auteur zijn van een nummer als dit, zou het meteen bestempeld kunnen worden als hun magnum opus.
Voor de fans is er weinig nieuws onder de zon. Zij mogen blindelings tot de aankoop overgaan. Maar eigenlijk verdient Alcest ook een horde nieuwe fans, die zich niet laten misleiden door de black metalroots van de band en hun dreampop graag geïnjecteerd zien met een grote portie shoegaze en wat hardere gitaren of drumpartijen.
Alcest speelt volgende zomer op Graspop.