De kans dat je al van Alistair Deverick gehoord hebt, is iets minder groot dan de kans dat je hem al hebt gehoord. De Nieuw-Zeelander verdiende zijn sporen immers als drummer bij artiesten zoals Lawrence Arabia en The Ruby Suns lang voordat hij met zijn eigen project op de proppen kwam. Waarom ‘Boycrush’? Dat zijn gewoon twee woorden die Deverick apart wel mooi vond. Waarom ‘Desperate late night energy’? Die termen kwam hij tegen op Wikipedia. Een even eenvoudige combinatie typeert toepasselijk de sound van het debuut: die van gladde indiepop en dansbare electronica.
Of dat hybride genre goed tot zijn recht komt, hangt voornamelijk af van de gastartiesten die de nummers inkleuren. Opener ‘100%’ is een samenwerking met Yumi Zouma en klinkt als een B-kantje van deze band in de best mogelijke zin. Het subtiel catchy karakter blijft bewaard, maar wordt door de beats van Boycrush net dat ietsje meer meditatief en meeslepend. Dat laatste kan helaas even snel omslaan in “saai en vervelend,” zoals in de maar liefst vier opvolgende tracks met Benny’s Videos. Hoewel er best eclectische invloeden uit garage en deep house te herkennen zijn, is de mix zo homogeen en steriel dat enige dynamiek alsnog verloren gaat.
‘Desperate late night energy’ belandt zo net iets te vaak in “the worst of both worlds.” Om een indie-pareltje af te leveren, schiet de songwriting tekort. Voor een echte club-banger mist de productie aan stootkracht. De nummers met Chelsea Jade, respectievelijk ‘Holy water’ en ‘Reece’s places,’ zijn daar de beste voorbeelden van. Gelukkig kan het album nog op een positieve noot eindigen door de titeltrack ‘Desperate late night energy,’ oftewel: de enige keer dat de muziek daadwerkelijk wanhopig, nachtelijk en energiek klinkt. Ondanks het duidelijke potentieel dat Boycrush hier en daar dus laat blijken, is zijn debuut voorlopig niet meteen een prijs waard. Behalve dan natuurlijk die van minst passende albumtitel van het jaar.