Uncle Wellington brengt met ‘The faster I waltz, the better I jive een opvolger uit voor de ep ‘When it takes a lot of time’, een titel die het totstandkomingsproces van deze plaat aankondigde. Centrale thema is het worstelen met een aanslepende ziekte, en dat klinkt in handen van Jonas Bruyneel soms hartverscheurend, dan weer broeierig en zwoel. Met behulp van een verduisterd citaat van Leonard Cohen (“there’s a crack in everything, that’s how the rain pours in”) voelt opener ‘The code’ meteen als een aanstormende hoestbui aan. En toch schuilt er ook hoop in.
De band sleurt je vervolgens mee naar het vuilste deel van de stad in ‘The famished road’. Denk aan het Londen van Charles Dickens, met al haar industriële vuilheid en groezelige straatjes. Het nummer verhaalt met onvoorspelbare strijkers hoe het lichaam de controle vat en terug kwijtspeelt in een wanhopige poging de beklemmende slaapkamer te verlaten, die langzaamaan één wordt met de ziekte. Die slaapkamer en de wanhoop die ze huisvest is eveneens de scene op de albumhoes. Bitter klinkt vooral ‘No one died that day’ met teksten als “Do you know what fate is” en een lange outro van aanzwellende violen.
De deprimerende stemming is echter niet alomtegenwoordig. ‘Waves’ vaart op de momenten van rusteloosheid tussen de pijnstillers en slaappillen in. De tijdelijke adrenaline resulteert in hoge tonen, een overdosis aan medicatie in hallucinaties. Dat vertaalt zich in een Oosterse sfeer met wederom een glansrol voor de strijkers. De opzwepende percussie en bezwerende vocals geven het nummer een bijkomende sensuele sfeer. ‘No one died that day’ geeft de balans tussen wanhoop en zuiverende troost prachtig weer: “but it’s okay for me / I’ll sleep / I’ll sit it through” staat in schril contrast met “This war is seconds away” en “I fear I will be cracked”.
In afsluiter ‘Davoren’ is de ziekte geen sluimerend gevaar meer. Waar aanvankelijk nog plaats was voor hoop, wordt die nu genadeloos de kop ingeduwd. Davoren’ mijmert over wie je was, bent en kon worden. Het nummer werd analoog opgenomen en fragieler dan ooit tevoren fluistert zangeres Frie Mechele de ongewenste bezoeker in haar lichaam toe: “Dear visitor, be kind”. Die ontreddering weerspiegelt zich in een suizende outro. Zo eindigt de plaat als de koorts die in je oren suist voordat je in een woelige slaaptoestand terecht komt.
‘The faster I waltz, the better I jive’ telt slechts zeven nummers en is daarmee best beknopt voor een langspeler. Wel vermijdt de band op die manier lege opvulling tussen sterke nummers. Het mocht echter gerust wat meer zijn, al schippert de groep nu knap en onvoorspelbaar tussen wanhoop en troost.
Uncle Wellington stelt ‘The faster I Waltz, the better I jive’ zondag 29 oktober voor in Manuscript Oostende, samen met Vloedt. Hoe dat klonk in Gent lees je hier.