Zes jaar geleden maakte Robin Pecknold iets dat ‘Helplessness blues’ heet. Wat daarop volgde was een onoverzichtelijk groot succes, een wereldtour met een eigen Wikipedia-pagina en een existentiële crisis. Muziek werd even aan de kant gezet, Pecknold ging studeren en probeerde andere hobby’s. Snelwandelen? Of misschien poweryoga met geiten? Hij greep uiteindelijk terug naar muziek om zijn bestaansreden te achterhalen.
Pecknold heeft zichzelf helemaal opengebroken bij de zoektocht naar de zin van zijn leven. Op ‘Crack-up’ raapt hij de brokstukken bijeen in de vorm van een verwonderlijke collage. De plotse wendingen, de Mulatu Astatke-sample op het einde van ‘On another ocean (January / June)’, de abrupte einden en het overvallen met schoonheid in kleine hoekjes maken van dit album een ervaring waar bij elke luisterbeurt nieuwe aspecten te ontdekken zijn. Het resultaat is een licht chaotisch en introspectief meesterwerk dat gelijkenissen oproept met sommige van de beste gevoelens die er bestaan.
Neem nu bijvoorbeeld je hoofdkussen omdraaien en je hoofd neerleggen op de koele zijde bij ondragelijk warme nachten. Anderhalve seconde lang waan je wereldvrede mogelijk. Zo begint ‘On another ocean (January / June)’ twijfelend en achterdochtig om plots na twee minuten je trommelvliezen te liefkozen met een geruststellende gitaarlijn en subtiele blazers. ‘Mearcstapa’ breekt dan weer ineens uit in een gezapig riedeltje net als de laatste hardnekkige bubbel van een stuk bubbeltjesplastiek die je eindelijk kan ploffen.
Sommige stormen ontwikkelen zich zoals ‘I am all that I need/arroyo secco/thumbprint scar’, met dreigende wolkenformaties en onverwachte uitbarstingen. Drama kan echter achterwege gelaten worden en plaats maken voor zachte regen op een schuin dakraam. Voorzichtig gepluk aan gitaarsnaren en dansende pianotoetsen doen de truc in ‘Kept woman’. Wie pech heeft en toch in een bui terecht komt kan best kleren over de verwarming leggen om dan omhelsd te worden door de gloed als je ze aantrekt na het douchen. De instrumentatie van ‘Naiads/cassadies’ wordt mooi opgehangen en is dan ook vrijgevig met de warmte die ze afgeeft.
Dan is er ook nog het gevoel van onder je lakens kruipen met pas geschoren benen. Het deel van de bevolking dat zich daar af en toe aan waagt kan zich bij de zachtheid van ‘If you need to, keep time on me’ en ‘ I should see Memphis’ waarschijnlijk wel iets voorstellen.
Pure vrijheid is waarschijnlijk voor iedereen iets anders. Maar of het nu een fietstocht is met je beenhaar wapperend in de wind of roadtrippen samen met je favoriete persoon, met ‘Third of May/ōdaigahara’ is een bindmiddel gemaakt dat het allemaal bevat.
Deze plaat is geen innemend charme-offensief zoals de twee voorgaande langspelers. Mocht nieuwsgierigheid echter een lichaamsdeel zijn, dan kriebelt Pecknold het net niet dood. Het is alsof je constant op de tippen van je tenen staat om echt niets te missen van wat er allemaal aan het gebeuren is. Dat maakt van ‘Crack-up’ misschien wel het meest boeiende en ambitieuze werk van Fleet Foxes.
Fleet Foxes staat deze zomer op Down The Rabbit Hole en speelt op 17 en 18 november twee shows in de AB (info & tickets)