The Black Angels is een band waar je op kunt vertrouwen. Met een soort opzwepende ‘psych noir’ als belangrijkste handelsmerk bouwde het vijftal gedurende ruim een decennium een verbazend consistent oeuvre op. Bovendien zou er geen haai naar kraaien mocht de groep die lijn nog eens tien jaar voortzetten. Ondanks de succesformule klinken de laatste worpen een tikkeltje anders. De fuzz wordt regelmatig wat teruggedraaid en op voorganger ‘Clear lake forest’ ging het er over het algemeen zelfs vrij zonnig aan toe: een schijnbeweging voor de eleven track death punch die volgt.
Je zou verwachten dat The Black Angels’ ‘Death song’ klinkt als, wel, ‘The black angel’s death song’. De engeltjes hebben immers nooit hun invloeden onder stoelen of banken gestoken. Vooral op opener ‘Currency’ schemert The Velvet Underground sterk door. Nadat wat meditatief gedreun en onheilspellende riffs hebben aangeven waar je je zoal aan mag verwachten de komende 48 minuten, verschijnt er in de achtergrond een gitaarpartij die recht uit ‘Venus in furs’ is ontsnapt. Verder herkennen we vaste waarden zoals The Doors, vroege Pink Floyd, The 13th Floor Elevators en een resem obscure projecten die in het tijdperk voor YouTube-suggesties waarschijnlijk alleen voor ingewijden bestemd waren.
In tegenstelling tot veel andere bands binnen het genre heeft The Black Angels evenals aandacht voor de keerzijde van de flower power: politieke onrust, dopefiends, sektes, geweld… Geen wonder dat de muziek meer dan eens te horen was in True Detective. Op die manier vormen de apocalyptische Texanen als het ware de exacte tegenpool van de vrolijke Britten van Temples. Van naïef escapisme is er op ‘Death song’ dus geen sprake. The Black Angels neemt de jaren ‘60 met alle miserie erbij. Miserie die vandaag trouwens nog niets aan relevantie heeft verloren.
Hoewel ‘Death song’ het zwaarste werk bevat dat de band al heeft uitgebracht, is het tegelijk de meest gefocuste en traditioneel poppy plaat tot nu toe. Een groot deel van de nummers laat de stereotypische psychedelia veelal achterwege. In de plaats krijgen we songstructuren die neigen naar pure garage- en bluesrock, alsook de heropleving daarvan midden jaren 2000 (‘I’d kill for her’, ‘Hunt me down’). Wanneer de hel van de hogere sferen wél losbreekt, is het effect dubbel zo sterk (‘Comanche moon’). Het hoogtepunt is ongetwijfeld het emotioneel uitputtende ‘Life song’, dat begint als Nancy Sinatra’s versie van ‘Bang bang’ en langzaam evolueert naar iets uit de eerste lp van King Crimson. “I’m dying,” zingt Alex Maas, “How can I explain, with no voice?” Om maar niet te zeggen, “Confusion will be my epitaph.”
Alex Maas klinkt op ‘Death song’ steeds meer als een persoon in plaats van als een personage uit een Tarantino-film. Desgelijks geven ook de muzikanten een diepere laag vrij achter de oppervlakkige retro-esthetica. Niet te onderschatten is het drumwerk van Stephanie Bailey. Uitblinken doet ze op de trieste mars van ‘Estimate’ en het disco-achtige ‘Medecine’. Dat dat nu net twee van de strafste nummers zijn, is zeker geen toeval. De krautrock van ‘I dreamt’ draagt ze tevens zo goed als op haar eentje. Een eervolle vermelding gaat ten slotte uit naar gitaarmagiër Christian ‘Creamy Fuzz’ Bland. Met het talent van een slangenbezweerder doet hij ieders ledematen tegen wil en dank kronkelen en schudden als een bezeten epilepticus. Psychedelischer hoeft dat voor ons niet te zijn.