In de donderdagrecensie was het allemaal nog wat verwarrend, maar dag twee bleek toch gewoon dag twee, vrijdag in Kiewit. Omdat er zoveel uit te checken viel, stond Hanne Craye Thomas bij in de zoektocht naar het beste wat Pukkelpop op die tweede dag te bieden had. Rock-n’-roll, beats, revelaties, teleurstellingen en best wat Belgen: een uitgebreider verslag uit één stuk zal je niet snel vinden.
Wie heeft er een middagdutje nodig als je Hypo hebt?
De dag begon vroeg; met een hardnekkige siëstabehoefte nog in ons lijf sleepten we ons richting de Wablief?! voor de jongens van Hypochristmutreefuzz. Ze genieten al enige tijd een waardige livereputatie in ons land, maar voor ondergetekende zou het de Hypo-ontmaagding worden. En wát voor één. Wanneer de eerste akkoorden van topnummer ‘Schizophrenic blues’ ons om de oren sloegen, wisten we het: dit wordt goed. Verdomd goed. De scheurende gitaren waren vanaf tel één perfect afgestemd op de wilde drums, sturende bas en onderliggende synths. Maar ook van de vocals van zanger Ramses van den Eede waren we meteen onder de indruk, en dan vooral van de veelzijdigheid. Geschreeuw, melodie en zelfs rap: Van den Eede kon de verschuivingen in het stemspectrum zonder probleem aan, al dan niet met effectpedaal onder de voet. Bovendien bleek hij een geboren entertainer te zijn: tijdens het voorlaatste nummer ‘The spitter’ verdween hij in het publiek om er enkele minuten later gelukkig weer heelhuids uit tevoorschijn te komen. Terwijl alle ogen en lenzen op dat moment op Van den Eede gericht waren, vergaten velen jammer genoeg aandacht te besteden aan het muzikale hoogtepunt dat zich óp het podium aan het voltrekken was. De overige muzikanten beukten en ramden erop los (hoewel de synth echt wel meer op de voorgrond had mogen treden) zonder hun finesse uit het oog te verliezen. Afsluiter ‘One trick pony’ schudde de laatste resten slaapbehoefte uit ons lijf en liet ons verzadigd achter. – Hanne Craye
Reisje rond de wereld
In de Castello begon vrijdag het dansprogramma al opvallend vroeg met een middagset van het Italiaanse Clap! Clap! Heel wat mensen moesten dan ook nog eventjes opwarmen, maar daar hoorde de producer zelf niet bij: met een aanstekelijk enthousiasme serveerde hij z’n opzwepende mix van lokale en Afrikaanse ritmes tegen een onnavolgbaar tempo. Vooral de heel unieke, verfrissende sound viel op tijdens dit reisje rond de wereld, die was dansbaar en explosief. Precies het soort geluid dat nogal niche is, maar eigenlijk een heel groot publiek kan aanspreken. Na een half uurtje hadden we z’n trucje wel door en begon de set wat te vervelen, verder was deze Clap! Clap! een aangename ontdekking. – Thomas Konings
Aalgladde soul
Vervolgens namen we poolshoogte bij Jamie Woon, de alternatieve soul-Brit die vier jaar na ‘Mirrorwriting’ terugkeerde met ‘Making time’. Die plaat kwam hij bij verstek van Mura Masa voorstellen op Pukkelpop en eerlijk: het was echt saai. Met een gitaar in z’n hand en twee dansende backing vocals aan de kant croonde hij z’n zoetgevooisde liedjes zo glad als mogelijk. Dat maakte het optreden echter zo glad dat het moeilijk was om de subtiliteit en ziel achter de nummers te vinden. De set zat dan ook vol inwisselbare liedjes, die perfect op maat waren van de radio, maar live echt wel emotie of zelfs expressie misten. – Thomas
Dwarrelende zweetdruppels in de Castello
Vrijdag stond de electronica-line-up in het bijzonder op punt en een van de bijzondere smaakmakers bleek Romare, een Lefto-approved producer die met knopjes en gitaar het zweet van de Castello-zeilen deed druipen. Het is moeilijk om precies te zeggen waarom z’n set zo goed was: de goeie timing, de inventieve doch toegankelijke sound of het slimme gitaargebruik. Feit was wel dat ongeveer elke toeschouwer steeds verder in de aanhoudende groove verzonk en de producer na afloop getrakteerd werd op een staande ovatie. – Thomas
Don’t believe the hype
Op een drafje begaven we ons naar de hele andere kant van het festivalterrein voor r&b-revelatie Tsar B (serieus Pukkelpop, leg please een pendelbusje in tussen de Wablief?! en de Castello). Wat meteen in het oog sprong, was de opstelling: de zangeres/violiste had zowaar een driekoppige band mee. Livedrums en backing vocals weten wij overigens altijd te appreciëren tijdens r&b-optredens, waar al te vaak gekozen wordt voor de makkelijke play-knop. Desalniettemin bleek de initiële bekoring van korte duur: overal deinde een bombastische, ongenuanceerde beat onder mee, wat de impressie wekte dat we alles al eens eerder gehoord hadden. Het was van het goede te veel en dat verhinderde ook dat er enige beweging de Castello binnensloop. Zingen kon ze wel, Tsar B, maar haar nummers waren eenvoudigweg niet sterk genoeg om live heelhuids overeind te blijven. – Hanne
Beter dan verwacht
Het fenomeen Jack Garratt, er valt heel wat over te zeggen. Hij maakt een soort slap afkooksel van SOHN, dat op zijn beurt al een distillaat is van James Blake: een goed voorbeeld van hoe cultuur te vaak werkt. Dat gezegd zijnde zou het niet fair zijn de Brit zijn optreden puur te beoordelen op z’n platte songs en met die opmerking in gedachten viel zijn show ook best wel te pruimen. Achter een imposante installatie van instrumenten schuilde de BBC Sound of-ster om zoveel mogelijk instrumentatie live voor zijn rekening te nemen. Die aanpak wierp vruchten af: op die manier deed de altpopmuzikant z’n nummers grootser klinken zodat ze een tent als de Marquee tot achter konden vullen en bovendien voegde hij zo een (soms dansbare) aangename dynamiek toe aan het materiaal. In de mate van het mogelijke zagen we zo een sterk optreden. – Hanne
Misschien wel het feestje van Pukkelpop
Eerder dit jaar op Dour, later dit jaar in de AB en gisteren op Pukkelpop: het Nederlandse genie Fatima Yamaha, ook wel bekend als Bas Bron van De Jeugd Van Tegenwoordig. Na het succes van ‘What’s a girl to do’ bracht die een hele plaat vol cheesy dansvloerhitjes uit en die stelde hij op spectaculaire wijze voor in Kiewit. Niet dat we zo’n verrassende of vernieuwende set voorgeschoteld kregen: onze noorderbuur weefde gewoon z’n eigen songs aan mekaar met veel gevoel voor finesse. De synths mochten hier en daar heerlijk de bocht uit gaan, terwijl climaxen steeds op het perfecte moment uitgespeeld werden. De onvermijdelijke afsluiter miste misschien wel een tikje spanning, al zal niemand erom gemaald hebben tijdens het meeneurieën van dit Pukkelpophoogtepunt. – Thomas
Bekoorlijke jazz die wat verloren gaat
Instrumenten als een vleugelpiano en een contrabas zijn eerder zeldzaam op een festival als Pukkelpop. Toch wisten de mannen van Go Go Penguin genoeg volk op de been te krijgen om de Clubtent mooi te vullen. De presentator verwees in zijn aankondiging gretig naar namen als Badbadnotgood en Stuff., maar naar onze mening hoort het Britse trio toch niet voor de volle honderd procent in dat lijstje thuis. Jazz is de gemene deler, akkoord, maar trek daar gerust de hiphopinvloeden en improvisatie van eerdergenoemde van af. Toch bracht het trio allesbehalve klassieke jazz: er was vaak een serieuze hoek af en vaker wel dan niet namen de nummers ineens verrassende wendingen aan. Daar had volgens ons de drummer het grootste aandeel in: met het schijnbaar gemak verwerkte hij ingewikkelde subtiliteiten in de opbouw van elk nummer.
Ook de contrabassist kende zijn instrument door en door; nu eens streek hij – wat het geheel een vloeiende, soms haast krijsende dimensie verleende – dan weer tokkelde hij, wat dan weer goed was voor een portie groove. Persoonlijk waren we minder fan van de pianist, omdat zijn noten soms iets té penetrant en schel door de tent stuiterden. Drie goede muzikanten dus op het podium van de Club, plus een trouwe, enthousiaste fanbase. Het lijken de ingrediënten voor het optreden van het jaar, maar toch was het dat niet, en dat heeft meer te maken met de setting dan met iets anders. De mooie, afwisselend breekbare en ruige jazz ging een beetje verloren in een festivaltent waar het daglicht en flarden massalawaai binnendrongen via de open zijkanten – maar daar konden de heren van Go Go Penguin uiteraard niets aan doen. Een zaalshow in het najaar zou mooi zijn. – Hanne
Comeback in stijl
We hadden wel eens gehoord dat Craig David z’n comebackshow er mocht zijn, maar konden moeilijk geloven hoe goed z’n optreden was eens aangekomen in de Dance Hall. Het concept achter het concert deed misschien een beetje de wenkbrauwen fronsen: we kregen een combinatie van een greatest hits-show, karaokesessie vol freestyles en dj-set te zien van de gewezen Britse superster. Maar het werkte dus wel, omdat de artiest telkens wel een draai aan het optreden wist te geven als een minibeetje verveling op de loer lag. Hij speelde bovendien schaamteloos in op de nostalgische gevoelens van heel wat publieksleden met veel oud werk en singalongs van heel wat r&b-klassiekers. Opvallend en bijzonder bleek toch vooral hoe David heden en verleden wist te blurren, met als orgelpunt die ene legendarische freestyle over Justin Biebers ‘Where are ü now’. Alle handen de lucht, Craig tevreden met de promo voor z’n nieuwe nummers; iedereen blij. – Thomas
Prijs voor prettigst gestoorde, meest politieke passage
Met Pukkelpop als laatste Sleaford Mods-festivalshow van het jaar (“And that makes it all the more fun, doesn’t it?”) haalde het duo uit Nottingham nog eens alles uit de kast: obscene gebaren rondom de schaamstreek, hun Handleiding tot Ongepast Taalgebruik en misschien wel het belangrijkste van al: hun inventaris aan opzwepende nummers voorzien van steengoede, rake teksten. Publieksfavorieten ‘Face to faces’, ‘Fizzy’ en ‘Tiswas’ volgden elkaar snel op, gedrenkt in het zweet en in het rond spetterende mondvocht van zanger Jason Williamson. Richtten we onze ogen op hem, dan kregen we zin om een vastberaden fluim op de grond te mikken, vervolgens een spandoek ineen te flansen en te beginnen protesteren tegen eender wat. Keken we echter naar beatprovider Andrew Fearn, dan verdween de opstoot van engagement even snel als die gekomen was en kregen we meer zin om de bar nog eens te bezoeken. Hij is dan misschien wel de bezorger van de perfecte muzikale begeleiding, live was zijn aandeel verwaarloosbaar. Meer dan het juiste nummer opzetten, wat dansen en bier drinken omvatte zijn takenpakket eigenlijk niet. Op den duur werd het zelfs wat storend: er zijn genoeg gitaarstukken aanwezig die even goed live gespeeld hadden kunnen worden. Maar goed, dat zal wel deel uitmaken van hun act, zullen we maar gemakshalve aannemen.
Los van die kleine ergernis, vlogen de vijfenveertig minuten voorbij. Politieke en filosofische ideeën waren nooit veraf; zo stelde Williamson ons voor aan een onzichtbaar personage genaamd Little England, dat zich te goed voelde om ons even terug te begroeten. Chapeau voor de mannen dat ze na tien jaar nog steeds hun muziek brengen met dezelfde verontwaardiging, dynamiek en bovenal: een flinke schep humor. – Hanne
Garagegoden overtreffen zichzelf (opnieuw)
Met een verwachtingsvolle spanning vanbinnen die uitsluitend voorbehouden is voor Double Veterans-optredens, stonden we te wachten tot The Lumineers hun set op de Main Stage (eindelijk) afrondden. Wanneer het trio het donkere podium besteeg, zanger Lee Swinnen een oerkreet de tent instuurde en hun silhouetten zich aftekenden tegen de plotse, felle spots, stapelden de verwachtingen in de goed gevulde Wablief?! zich op. Net op tijd barstte ‘Strange girl’ los en meteen werd duidelijk dat de jongens er klaar voor waren: ze bespeelden het Pukkelpoppodium alsof ze nooit iets anders gedaan hadden. Bovendien hadden ze het publiek direct vast om het de komende drie kwartier niet meer los te laten: vrijwel onmiddellijk ontstond er vooraan een eerst bescheiden maar telkens groeiende moshpit. Zo hoefde drummer Niels nog maar de intro te spelen van ‘Beach life’, of de tekst werd al vanuit de tent luidkeels geanticipeerd.
Double Veterans vonden in hun setlist ook nog eens het perfecte evenwicht tussen ruigere garage (‘Leave me alone’, ‘Jerk’) en psychedelischer stukken. Afsluiter ‘Messenger dead messenger alive’ bijvoorbeeld: met zijn zeven minuten sowieso al een klepper, maar de uitgesponnen liveversie was de perfecte gelegenheid voor de jongens om tentoon te spreiden wat ze technisch gezien waard zijn en hoefde wat ons betreft nooit te eindigen. “We’re gonna cum in your earpussies”, had Double Veterans ons gewaarschuwd: we weten niet precies wat ze ermee bedoelden, maar toen ze voldaan verdwenen van het podium met de hele Wablief?! nonchalant in hun achterzak, leed het geen twijfel dat ze die voorspelling met verve vervuld hadden. – Hanne
Ceci n’est pas een recensie
Na enkele overtuigende samenwerkingen met onder andere Badbadnotgood en de verscheidenheid aan invloeden op Kaytranada’s laatste album ‘99.9%’ (hiphop, R&B, jazz…), waren we meer dan benieuwd naar zijn Pukkelpoppassage. Tot we te weten kwamen dat hij geprogrammeerd stond in de Boiler Room. Nu, als trouwe Boiler Room-vermijders, liet de teleurstelling niet lang op zich wachten; hij zou gewoon dienen als achtergrondmuziek voor festivalgangers op weg naar de Castello of als ideale schuilplek bij slecht weer. Het verwonderde dan ook niet dat er niets van liveband aan te pas kwam en het eigenlijk een doodnormale dj-set was die al het interessante van ‘99.9%’ genadeloos elimineerde. – Hanne
Synthhemel
M83 (foto) speelde in 2012 op Rock Werchter en heeft toen levens veranderd, niet in het minst dat van ondergetekende. Dat het niet meer zo goed kon worden als toen stond al bijna vast, vraag was hoe hard het nog zou meevallen met die vreselijke nieuwe ‘Junk’ net uit. Voor een geweldige lichtshow wist Gonzalez de schade meer dan te beperken met een set die slechts af en toe ineen zakte bij nieuw materiaal en verder als vanouds de meest epische synthgolven de tent instuurde. Vaak was het lekker kopje onder gaan in zoveel heerlijke bombast, al mocht er ook hier en daar gedanst worden. ‘Midnight city’ deed de plankenvloer daveren en liet met z’n memorabele saxofoonsolo duizelen van genot, ook het nieuwe ‘Do it, try it’ zien we wel een sterkhouder van de liveshow worden. M83 bewees zichzelf zo andermaal als uitstekende festivalact, alleen toch een beetje jammer van dat mindere nieuwe materiaal. – Thomas
Springen, dansen, zweten, en vooral niet te veel nadenken
Op het moment dat een arme festivalrecensent al bijna 12 uur haar oor te luister gaat leggen om vervolgens te oordelen, breekt onvermijdelijk het moment aan dat de grote bron der meningen droog komt te staan. Laat dat nu net het uur zijn dat Thee Oh Sees in de Club aan hun set beginnen. Een match made in heaven, want de garagepioniers uit San Francisco behoeven helemaal geen analyses of doordachtzaamheid. Nee, wat Thee Oh Sees van je vragen, is je volle overgave aan hun poel van zweet rauwheid en energie – en dan liefst de soort van benen boven, armen onder. Maakte het dan uit dat het verdacht moeilijk bleek een riff te onderscheiden van die uit het vorige nummer? Of dat de aankondiging ‘this is a new song’ in Thee Oh Sees-land vrijwel niets betekent? Eigenlijk niet. Het draaide erom je volledig onder te dompelen in het garage-universum waarin de Club even transformeerde, te genieten van het aanzicht van de twee (!) perfect synchrone drummers en zo hard te zweten dat een ORS-oplossing achteraf welkom was geweest om je hydratatieniveau weer op peil te trekken. – Hanne