Er lijkt een soort mythe te bestaan die stelt dat het verloop van tijd onontkomelijk gepaard moet gaan met evolutie en een vorm van verbetering. ‘Stilstaan is achteruitgaan’, weet je wel. Het voordeel van mythes is dat ze geen absolute waarheid zijn en je er bijgevolg niet in hoeft te geloven. Je kan ze ook negeren, zoals Kurt Vile dat doet in zijn Kurtland. In Kurtland luisteren mensen naar lp’s in hun geheel, zijn kappers makkelijk uit te sparen uitgaves en geurt het naar patchouli en oud leer. Nostalgie is er niet belegen maar romantisch en gitaren hebben stemrecht. Soms regent het in Kurtland, en die dagen klinken als ‘B’lieve I’m goin down’.
Maar eerst dit. Zo onbezonnen als op zijn voorlaatste hadden we Vile nog niet eerder gehoord. Nadat de melancholie en eenzaamheid van ‘Constant hitmaker’ en ‘Childish prodigy’ gebundeld werden in het bescheiden meesterwerkje ‘Smoke ring for my halo’, deed hij de gordijnen helemaal open op ‘Wakin on a pretty daze’. Beweren dat de Neil Young-referenties verdwenen waren zou wat kort door de bocht geweest zijn, maar we hoorden toch een muzikant die zijn eigen ding had gevonden en dat met veel plezier deed. Dat leverde hem een groter publiek op, iets waar hij net als z’n voormalige sparringpartner Adam Granduciel aanvankelijk wat mee worstelde. Op ‘B’lieve I’m goin down’ keert Vile grotendeels op zijn stappen terug. “Maybe you think I’m a talking tube / Baby try playing / that’s all I really ever wanna do” zingt hij op ‘Life like this’, en dan weet je weer waar het voor hem allemaal om draait. Niet verrassend dus dat zijn begeleidingsband The Violators iets meer naar de achtergrond verdwijnt en de focus meer op Vile zelf komt te liggen.
Toegegeven: over eerste single ‘Pretty pimpin’ waren we niet bepaald dolenthousiast. Maar in Kurtland zijn singles een euvel waar enkel vervelende platenmaatschappijen om vragen. ‘Pretty pimpin’ is de ideale opener voor deze plaat, nijdig en ietwat verveeld tegelijk. Het meeste pit zit vooraan geconcentreerd: de niet-tenenkrullende banjo van ‘I’m an outlaw’ en de heerlijk weidse rock van ‘Dust bunnies’ zullen waarschijnlijk nog jaren in de setlist van The Violators opduiken. Iets meer ruimte voor introspectie is er op ‘That’s life, tho (almost hate to say)’, waarin maar weer eens aangetoond wordt dat je schouders ophalen en gewoon verder doen soms beter werkt dan uitgebreide zelfreflectie.
Wat niet altijd even effectief is, zijn langgerekte gitaarsolo’s die nergens heen lijken te gaan. Op ‘Wheelhouse’ is het een eerste keer prijs wanneer Vile maar door blijft tokkelen. ‘B’lieve I’m going down’ mag dan wel ietsje korter zijn dan ‘Wakin on a pretty daze’, vooral de tweede helft van het nieuwe album sleept zich merkbaar trager vooruit dan zonovergoten escapades als ‘Was all talk’ of ‘Goldtone’ op die voorloper. De ongedwongenheid van Vile vormt andermaal de voornaamste achilleshiel van het werk: het mocht soms allemaal ietsje beknopter (‘All in a daze work’ en in mindere mate ‘Lost my head there’). ‘Kidding around’ doet uitschijnen dat we het allemaal niet te serieus moeten nemen, en we geloven hem graag. “Walking on the rocky brawlway / Forget what I was trying to say / Now I know one way to kill me / Way to go KV / Hey can I hear me?”.
Ach ja, Kurt doet wat hij wilt in Kurtland, en al bij al blijft het daar nog steeds prettig vertoeven. “Give it some time” raadt hij ons nog aan in ‘Wild imagination’, en laat dat nu precies zijn wat we in afwachting van zijn passage in de AB gaan doen. Keep on pimpin’ in a free world.
Kurt Vile speelt op 31 oktober in de Paradiso op het London Calling festival (info & tickets). Op 1 november staat hij in de AB in het kader van Autumn Falls, samen met Lower Dens, Waxahatchee en Stadt (info & tickets).