“Let’s stick together, come on, come on”, croonde Brian Ferry in 1976. Het mocht niet baten, drie jaar zou het nog duren tot Roxy Music uit zijn comateuze toestand ontwaakte. Mike Carter, Shayna Dunkelman en Alicia Negron, samen Peptalk, weigerden even lang te wachten en namen het advies van Ferry en Wilbert Harrison (de man die het nummer in 1962 schreef) ter harte. Alle drie verdienden ze hun sporen als grensverleggende sidemen bij talloze gereputeerde acts. Ze achtten de tijd rijp om van onder de radar vandaan te kruipen en sloegen de handen in elkaar. Peptalk zouden we een bescheiden supergroep van onbekende maar niet onbeminde artiesten kunnen noemen, een dream team van de experimental. Zoals dat wel vaker voorvalt bij supergroepen is de uitkomst helaas kleiner dan de som der delen.
Mike Carter houdt zich ledig met geestverruimende elektronica. Shayna Dunkelman is percussioniste bij onder meer Xiu Xiu en Glasser. Zij en Carter vonden elkaar in hun passie voor spacey exotica uit de fifties, een genre dat voor ons verbonden blijft met de heerlijk uitzinnige Yma Sumac. Hier wordt teruggegrepen naar “subtielere” varianten als Esquivel, Robert Drasnin en Martin Perry. Dat speelgoedinstrumentaliste Angelica Negron, een bondgenote van Shayna in het bandje Balùn, bij het klankavontuur zou worden betrokken, was een laatste, logische stap.
“Exotisme” is dus het sleutelwoord op ‘Islet’, of zou dat volgens het opzet van de bandleden toch moeten zijn. Dat dit beladen begrip al te vaak samenvalt met het zich verlekkeren op makkelijke clichés en stereotypen wordt al snel duidelijk als op de opener een flard belegen chinoiserie ons belaagt. De complexloze klankexperimenten van de opgesomde fiftiesvoorbeelden worden hier herleid tot een occasioneel ‘uitheems’ accentje tussen aanmodderende elektronica. Een verloren gelopen accordeonnetje hier of een plots opduikend trompetje daar, blijkt voor Peptalk genoeg om zichzelf manhaftig op de borst te slaan vanwege een succesvol voltooid experiment (een woord dat we nauwelijks in de mond durven nemen voor deze al bij al brave, van branie en grinta gespeende, bedoening).
Ondanks de titel van dit schijfje, slaagt dit bandje er dus niet in ons naar hun eigen eilandje mee te voeren. Hoogstens tonen ze ons een versnipperde archipel bestaande uit oorden die wij al kenden. Doelloos dobberen de landmassaatjes rond in de zoute soep. De galmende productie houdt hen misschien nog het meeste samen.
Toch zijn ze daar, die zeldzame flitsen van zinnenprikkelend experiment. Zodra we ze gevonden hebben, verdwijnen ze weer, deze broze luchtspiegelingen van een ongekend dromenrijk. Zoals die zeldzame keer wanneer Negrons instrumentaal ingezette vocalen een zoet en ijl accent geven aan het geheel. Of wanneer op de titelsong een broze colonne strijkers opduikt. Of als een dwarse beat een mini-bochtje inzet. De vonkjes zijn er, nu nog een vuurtje stoken.
Het reisverslag laat zich als volgt samenvatten: Op zoek naar ongekende exotica voer het schip “Peptalk” uit met ervaren matrozen aan boord, voor een veelbelovende ontdekkingsreis. Algauw dobberde het bootje doelloos rond. Af en toe voerden de stuurlui een behendig manoeuvre uit of werd er iets vermakelijks waargenomen. Het schip kapseide niet, maar mogen echte zeebonken niet wat meer ambitie hebben? Al bij al kwamen deze scheepslui van een nogal kale reis terug, hoogstens hebben ze de route uitgezet voor een volgende expeditie die ons ongetwijfeld wel een memorabele buit aanlevert. Toch houden we ook mooie herinneringen aan de reis over, al is het maar de schoonheid van die ene zonsondergang, die ons onverwachts overviel.