Op de laatste dag van Les Ardentes bleek het publiek opvallend sterk uitgedund. Kwam het door het minder goede weer of de minder commerciële namen op de affiche? Nochtans draaide zondag uit op de dag met de sterkste live-acts en zelfs een paar bands waar je de regen met erg veel plezier voor trotseerde.
Foto’s van Bert Savels, verslag van Thomas Konings.
De meest gehoorde klachten over hiphop-acts op Les Ardentes luidden dat, ten eerste, te veel muziek op tape stond en dat, ten tweede, rappers al te vaak chaotisch door mekaar spitten. Wat dat eerste betreft zat het bij de vroege zondagsvogels van Ratking wel meer dan snor: het drietal deed alles netjes zelf en had daarbij de knepen van het vak duidelijk onder de knie. Het tweede was dan wel wat controversiëler, maar wij vonden dat bruisende zootje wel een fijne, baldadige starter om de laatste vaak mee te verslaan.
Zo baldadig als de sound van Sleaford Mods werd het natuurlijk nooit. Dat was meteen de grootste verdienste van het Britse duo dat Ratking op het tweede podium afloste: hun punky, spoken-word-achtige soort van hiphop werd opruiend genoeg gebracht om ruim een half uur te kunnen boeien – alleszins toch door frontman Jason Williamson. Daarna scheen het dankzij de uniformiteit moeilijker om nog te blijven verrassen, al hadden we ook de indruk dat het duo in een kleinere zaal met een betere sound en vooral voor een enthousiaster publiek een pak meer impact hadden kunnen veroorzaken.
Hoe moeten we dit subtiel verwoorden? Black Rebel Motorcycle Club was in de HF6 ongeveer alles wat ondergetekende niet in muziek zocht. De softe alternative rock van het trio blonk uit in gezichtsloosheid, nietszeggende gitaarsalvo’s en clichématige songs. Terwijl de band er onder de gedempte lichten zowaar best cool en geheimzinnig uitzag, klonk de muziek zo allesbehalve: dit was waarschijnlijk de meest veilige en risicoloze muziek die in Luik op het podium gespeeld werd en geen enkele seconde kon de groep de indruk wekken dat er iets gebeurde dat je moest onthouden.
Dan was Erlend Øye daarna op de main stage wel een verademing. De gewezen zanger van The Whitest Boy Alive bracht voor een select groepje mensen een opgewekte, pretentieloze set en kreeg daarbij de hulp van een band die leek te bestaan uit de lokale bakker en brouwer. Op de deuntjes van de fluitist bracht de Noorse artiest zijn aanstekelijke niets-aan-de-hand-pop, terwijl hij het publiek de Italiaanse teksten met met toeristen-Italiaans liet meezingen. Waar het songmateriaal misschien soms iets te vrijblijvend klonk, maakte de boy next door-zanger veel goed met zijn ontspannen aanpak en onderhoudende publieksanimatie.
Wat kunnen we hier nu nog schrijven over Balthazar? Alles lijkt intussen wel gezegd over onze Belgische trots en haar geweldige liveshows. Want ook nu weer was het materiaal live nog dat tikkeltje harder dan anders, ook nu weer spatte de charisma van de verschillende bandleden van het podium af en ook nu weer leefde de set nog een beetje meer op tijdens ‘The boatman’ en ‘Blood like wine’. Wel opvallend was dat het laatstgenoemde nummer op Les Ardentes met nog twintig minuten op de klok gespeeld werd. In de plaats kregen we ‘Last call’ als afsluiter, zonder twijfel het slechtste nummer dat momenteel de show van het vijftal siert. Andere nieuwe songs als ‘Bunker’ of ‘Nightclub’ leken dan intussen wel beter geïntegreerd tussen al het oudere materiaal. En zo excelleerden de Kortrijkzanen op één nummer na alweer in Luik: niets nieuws onder de zon.
Het gezicht van Metronomy-brein Joseph Mount beloofde niet meteen het beste voor het vijftal hun set – zelfs wij hadden zo’n wallen nog niet na een paar slapeloze Les Ardentes-nachten. Aan het begin van de set klonk de show van het Britse gezelschap ook daadwerkelijk wat futloos. Of dat nu echt door de vermoeidheid, dan wel door het alweer teleurstellende geluid of een mix van de twee kwam, weten we natuurlijk niet, maar feit was dat het kwintet net dat sprankelende element miste om van hun frisse optreden een knallend concert te maken. ‘Corinne’ werd bovendien iets te snel afgehaspeld, terwijl ‘The look’ dan weer net te traag door de bocht kwam. Gelukkig evolueerde de avond positief voor de indiepopband en ging ze met wat meer synth-geörienteerd materiaal toch nog richting een uitermate fijne finale, met het instrumentale ‘You could easily have me’ als memorabele afsluiter. Goed, maar zeker niet legendarisch zoals we dat misschien te snel van Metronomy verwachten.
D’Angelo kwam vervolgens met zijn soul over als een anachronisme op Les Ardentes. Zijn headlineset lokte weinig kijklustigen, zijn muziek miste de flitsende snelheid van andere acts en oorspronkelijk is de Amerikaan natuurlijk een fenomeen uit de jaren 90. Dat zorgde ervoor dat het misschien een paar minuten wennen was aan het vertraagde tempo en de droge sound van de muzikant en zijn tienkoppige band The Vanguard. Eens je meegezogen werd in de lang gerekte jams van het elftal, was het evenwel niet moeilijk om te begrijpen waarom ‘s mans laatste ‘Black messiah’ heet. De set had namelijk iets weg van een spirituele gospel-sessie waarin Michael Eugene Archer als voorman op een positieve manier politieke thema’s niet uit de weg ging en het publiek collectief richting het heilige vuur van de muziek loodste. Tijdens zijn show – die overigens vooral focuste op het nieuwe materiaal – toonde de r&b-artiest zich als een echte leider die zijn manschappen en geluidsmensen de hele tijd voor perfectie liet zorgen, terwijl hij zelf pure soul uitademde. Elke noot kwam er prachtig en fantastisch uit en zelfs de opjuttende woorden richting het publiek waren dooraderd met muzikaliteit. Zo kreeg het festival na vier dagen dan toch eindelijk een sterke headliner, eentje die de teleurstelling van Kendrick Lamar meer dan goed maakte.