Toeval bestaat niet. Net nu de Gentse streetartist Bué the Warrior zijn eerste expo op de mensheid loslaat in Fort Napoléon te Oostende, komt de experimentele elektronica wizard Dan Deacon met zijn vierde langspeler op de proppen. Beide heren bezitten dan wel geen door ons gekende verwantschappen, de linken tussen het werk van beide kunstenaars zijn makkelijk gelegd. De hoes van ‘Gliss riffer’ zou niet misstaan tussen de graffiti-ontwerpen van Bué the Warrior, maar vooral het door Deacon gebruikte elektronische kleurenpalet – wellicht gestolen uit de grootste snoepwinkel die hij kon vinden – moet niet onderdoen voor dat van Bué. Wie dus nog op zoek is naar een veelkleurige soundtrack die de intensiteit van de expo de hoogte in jaagt: “May we present to you, ‘Gliss riffer’!”
Al wie nu hyperextatisch wordt en met nostalgie terugdenkt aan zijn laatste passage in De Kreun of de Botanique, staat toch best een heel klein beetje op de rem. Extraversie mag dan wel het codewoord lijken bij de eerste luisterstonde, Dan Deacon keert zich doorheen het album niet zelden naar binnen en geeft daarbij misschien wel iets prijs van de mens achter de artiest. De uitbundigheid heeft een broosheid meegekregen die merkwaardig genoeg ook wel terug te vinden is in mans uiterlijk. De saaie en wat onhandige nerdlook, die ons aan Bruno Vanden Broecke doet denken, geeft de indruk van een introverte persoonlijkheid, maar wordt vakkundig verpakt in een uitgelaten en losgeslagen podiumbeest waardoor de schijn van opzichtigheid hoog wordt gehouden. Vanaf opener ‘Feel the lightning’ is de twijfelende onderlaag nochtans merkbaar, al zal wellicht niet iedereen deze meteen opmerken. Daarvoor wordt je te makkelijk overvallen door gevoelens van onbezorgdheid en goesting en wordt de melancholie daardoor in eerste instantie naar de achtergrond verdreven. Deacons klassieke scholing en onderlegdheid in het opbouwen van zijn muziek zorgen er namelijk voor dat geen enkele song zomaar is wat hij op het eerste gehoor lijkt te zijn.
Deze klassieke insteek komt trouwens het best tot zijn recht tijdens ‘Meme generator’, dat de witch house van Balam Acab verbindt met het hyperkinetische van Dan zelf en daarbij een ingang zoekt naar een feeërieke droomwereld. Frappant hierbij is dat de muziek voortdurend bol staat van de simultane geluidsgolven en stemvervormingen die een audio-versie van epilepsie zouden kunnen opwekken, maar dat dit tegelijk niet hoeft uit te sluiten dat dit album ook een soort rustgevende werking met zich mee heeft gekregen. Wellicht heeft de innerlijke zoektocht naar een geruststellende kijk op de toekomst, die als rode draad doorheen de plaat meandert, hier iets mee te maken. Elke titel verwijst naar een bepaald moment in die queeste naar zielenrust. Tijdens ‘When I was done dying’ wordt een wereld van kleur gecreëerd als contragewicht voor zwartgalligheid, onverdraagzaamheid en cynisme, een ultrapositief serum in tijden van grote misnoegdheid en veralgemeende vijandigheid. De zweem van duisternis blijft steeds hangen, maar tegen beter weten in zet Deacon met dit nummer de transformatie van donker naar licht in. Waarna ‘Learning to relax’ ons oplegt om vooruit te kijken en de toekomst toe te lachen.
Met het nakende einde van de plaat, komen ook de langste en traagste songs piepen. ‘Take it to the max’ bouwt langzaam en minutieus op met Afrikaanse ritmes die perfect de visuals van het Franse grafisch/muzikaal IDM duo Gangpol & Mit zouden kunnen ondersteunen, met als effect een stijlbreuk die de vaart uit het album haalt en een lied dat ons nooit helemaal mee krijgt. Daar kan het rave-achtige einde, dat neigt naar het laatste werk van Squarepusher, niets meer aan veranderen. Afsluiter ‘Steely blues’ haalt er nog meer het tempo uit en probeert nodeloos bombastisch te groeien naar een climax die nooit komt, waarna de plaat op een sisser eindigt.
Gelukkig is Dan Deacon een ondeugende sloeber waar je onmogelijk kwaad op kan worden. Een deugniet die op ‘Gliss riffer’ worstelt met zijn inhoud en zijn verpakking, maar steeds positief vooruit wil kijken. En nadat hij reeds elk optreden iedereen ongegeneerd de polonaise laat dansen, kan hij met ‘When I was done dying’ vanaf nu ook een indianendans aan zijn repertoire toevoegen. Dat teleurstellende einde zijn we na een volgende live-passage zo vergeten.
Dan Deacon kan je binnenkort zien op Best Kept Secret (21.06, info & tickets).
Album verdeeld door V2