“No more Beatlemania”, schreeuwden de heren van Half Japanese, een oerkreet om hun breuk met iedere vorm van rocktraditie en –canon te markeren. Ze maakten erg letterlijk tabula rasa: zonder enige vorm van kennis van hun instrumenten speelden ze ettelijke bandjes vol met materiaal. In 1980 werd het resultaat van vijf jaar vlijt gebundeld op ‘Half gentlemen/ not beasts’. Een driedubbelaar druipend van punk-attitude en lo-fi-fun was het tegendraadse resultaat. De middelvinger naar alles waar pop/rock toen voor stond, slaagde erin generaties muzikanten te inspireren: van Sonic Youth over Nirvana tot Neutral Milk Hotel.
Maar onkunde blijft niet vol te houden, want talent heeft ook bij Half Japanese de neiging om boven te drijven. Met de jaren wint orde uiteindelijk van chaos. Als bewijs is er ‘Overjoyed’: gebukt onder de glasheldere, (te) cleane productie van John Dieterich (Deerhoof) klinkt de groep zowaar gepolijst en strak. Wat ooit uit alle macht werd vermeden, vinden we hier zelfs overvloedig terug: clichés. Alsof ook dit collectief zich de post-ironische knipoog heeft eigen gemaakt. Zijn de halve gentlemen dan toch volledig geworden?
Welkom in de eenentwintigste eeuw: een kleuter die de akkoorden van ‘While my guitar gently weeps’ dreunt op een ukulele krijgt miljoenen “views”. William Hung klungelde met succes twee heerlijke cultplaten bij elkaar. Dat deuntje van Three Beat Slide blijft verdacht lang door ons hoofd spoken. Kortom, ieder die het wil kan zijn kunde of onkunde openbaar maken en ieder die wil kan het zien. Is de grens tussen talentvol en talentloos voorgoed vervaagd? Zijn de oude strijdpunten van Half Japanese vervuld? Is de band voorbij gestoken door de tijd? Zijn de beesten getemd?
De vonk van toen lijkt op ‘Overjoyed’ misschien uitgedoofd, deze groep laat zich op hun eerste album in dertien jaar niet zomaar aan de kant schuiven. Jad Fairs vilaine dictie, uitgespuwde parlando van de teksten, een soort ongebreidelde straatpoëzie, is hier het voornaamste bewijs van. Onder het oppervlak gloeit een rebels maar tevens warm hart. De zoektocht naar waarachtigheid lijkt nog niet afgelopen. Jads solo- en visuele werk wordt niet toevallig gekenmerkt door een hang naar een soort primitieve, naïeve puurheid. Niet voor niets ontwierp hij ook de hoes: een kindertekening uitgevoerd met de kunde van een volwassen man, een metafoor voor de plaat. ‘Overjoyed’ vormt dan ook eerder een verlenging van zijn muzikale output onder eigen naam.
‘Let’s put more chocolat in our chocolat cake and let’s go swimming in a chocolat lake’ declameert Fair in ‘The time is now’: woorden van een oude rakker die zoekt naar het jongetje in zichzelf. Afsluiter ‘Tiger eyes’ is zelfs pure poëzie met een ijle harmonica op de achtergrond. We hadden het nooit durven denken: negenendertig jaar na hun formatie hebben de broertjes Fair zowaar (op hun eigen manier) de blues gevonden.
Album verdeeld door Konkurrent