Vrijdag verschijnt alweer het vierde album van post-punk meets hardcore outfit IDLES. Het viertal wiens maatschappijkritische oneliners en loeiharde gitaren een nieuwe muzikale wind bliezen in Groot-Brittannië. Je kunt er in 2021 dan ook niet om heen dat de zaadjes die door het socio-politieke klimaat van de archipel en de steeds ruwer wordende globale staat tout court via muziek zijn gaan bloesemen. Visual door Joren Van Utterbeeck
De geschiedenis herhaalt zich
Punk zou overigens punk niet zijn als het geen tegengewicht zou willen bieden tegenover de heersende politiek, cultureel, sociaaleconomisch of filosofisch gevestigde waarden. Het genre en de subcultuur kennen hun oorsprong in de diy-garagerock en proto-punk uit de jaren zestig en scheurde zich onder andere af van de steeds meer mainstream-wordende rock. Zo had je verder verschillende lokale pub rock scenes in het VK, een back to basics-beweging die zich kantte tegen het duurgeproduceerde glam- en progrock van die tijd. Bands speelden daarbij voornamelijk in cafés en brachten hun muziek ofwel zélf uit, ofwel via indie labels.
Tegelijkertijd waren anti-establishmentboodschappen geïntegreerd in de teksten een essentieel onderdeel van de subcultuur. Hoewel veel bands ook humor gebruikten. Post-punk volgde enkele jaren later in de nasleep van het almaar groter wordende succes. Het bracht bands voort die zich genuanceerder en meer gericht waren op de omringende atmosfeer dan de typische recht-toe-recht-aanboodschappen. Verder klonken ze nihilistischer in de schaduw van het Thatcheriaans bewind. Men was erop gebrand te breken met rockclichés en experimenteerde er op los via dub, electronica, jazz en andere (sub)genres.
Waar er in de jaren zeventig en tachtig sprake was van een geconcentreerde scene, was dat bij de post-punk revival begin jaren 2000 veel minder. Reflecterend op de tijd van toen, kun je eigenlijk enkel van New York City en Detroit zeggen dat er enigszins sprake was zou zijn van een lokale scene. Volgens een artikel in WIPO Magazine kan een stad evenwel bijdragen aan het creëren en in stand houden van een scene. Het helpt daarbij niet alleen de stad vooruit, maar evenwel en uiteraard de bands zélf die er hun eerste stappen zetten.
Verder haalden ze veelal hun mosterd uit de jaren zestig proto-punk. En was men geïnspireerd door de experimenteerdrang die de post-punk met zich meebracht in de jaren zeventig en tachtig. Niet om de tijdsperiode oneer aan te doen, maar in de meeste gevallen bleven bands meer in de esthetiek van toen hangen. Ze leken minder gedreven vanuit een geëngageerde en georganiseerde reactie ‘op’ iets dat hen verbond. Het was misschien een combinatie van die factoren die ervoor zorgden dat de buzz na enkele jaren snel wegebde.
Brexit als voedingsbodem?
Toen op het einde van de jaren 2000 de revival over haar hoogtepunt heen was, dook Sleaford Mods als een unicum in Groot-Brittannië op. En nee, nee. We zijn heus The Streets niet vergeten. Jason Williamson zat al enkele jaren de betere Britse kroegen af te jennen vooraleer Andrew Fearn de band zou vervoegen. De eerste platen van de band schetsen vooral een vrij persoonlijk beeld van de working class en vormden een steevaste verbale mot richting het beleid van Blair en Brown.
Je zou kunnen stellen dat Williamson met het succes van ‘Divide and exit’ en zeker ‘Key markets’ enigszins tegemoet is gekomen aan de grofgebekte, radicale woordensalade die hij op je af kon vuren. Toch boden nieuwere platen, die hij meer vanuit vogelperspectief zou overzien, meer plaats voor nuance en gelaagdheid. De bottom-line blijft, ook onder Cameron, dezelfde; de UK is gedoemd. Iets wat ze op hun laatste plaat ‘Spare ribs‘ verwoordden, onder meer via ‘Shortcummings‘, een cynische love-letter naar Brexit-pr-strateeg Dominic Cummings. Het is daar waar jonge post-punkbands common ground vinden. Hoewel ze niet altijd fan van elkaar zijn, zo bleek uit de Sleaford Mods-IDLES-beef van een tijdje geleden.
Het debuutalbum van Joe Talbot en co was een katalysator voor de (toen nog kleine) Britse (post-)punk community. Eentje die recht vanuit de onderbuik kwam. De plaat bulkt van woede en socio-politieke kritiek richting het patronaat. De frontman richtte er onder meer zijn pijlen op zij die de NHS (gezondheidszorg) uitholden en zij die de klasseverschillen steeds groter doen worden. Op opvolger ‘Joy‘ zien we hen evenwel toxic masculinity en mentale gezondheid tackelen.
Billy Nomates neemt op haar debuut album dan weer de zogenaamde progressieve brede middenklasse op de korrel in ‘Hippy elite‘. “Well I wanna save the whales too / But its a fuckin wednesday afternoon / So a canvas bag and a smile is the best iʼve got for you“, klinkt het onder meer. Ze kaart aan dat ze hen graag zou willen volgen. Al is het voor mensen die net onder die middle class vallen niet altijd financieel makkelijk om mee te stappen in dit verhaal. Nomates trekt in diezelfde plaat eens aan de mouw van Williamson die opduikt voor een feature. In ‘FNP’ (ofte forgotten normal people) trekt ze het cynisme van de poeët van Sleaford Mods eveneens door.
Squid is subtieler. De band lijkt in zijn teksten nooit echt ‘een positie’ in te nemen. Hoewel het hier en daar wel eens een knipoog durft te trekken. Zo verwijst de band in ‘G.S.K’ naar pharmareus GlaxoSmithKline die (in de videoclip) boven het centrum van Londen uit torent. Het collectief verwijst daarbij hoe we als samenleving bijna verknocht lijken aan opioïden en tal van andere medicijnen als ‘wondermiddel’.
Charlie Steen van Shame sprak zich bij de benoeming van Sadiq Khan als burgemeester van Londen dan weer uit om iets te doen aan de huizenmarkt van de stad. Enkele jaren voordien had je met Slaves ook al een band die mensen aan de oren probeerde te trekken. “The people are freezing and the water is warm and the ice caps are melting, what will happen when they’re gone? Will the experts look stupid and invert the facts? Will they gave you back your donations or keep the paper stacks?“, klinkt het in ‘The hunter‘. Fontaines D.C. balde overigens met ‘Dogrel‘ een vuist tegen de gentrificatie van Dublin. Het toont dat deze generatie punkers ook op andere vlakken katjes vindt om te geselen.
Ze mogen dan niet altijd zo op het voorplan liggen zoals met de kanonskogel van Idles’ ‘Brutalism’ of Shame’s ‘Songs of praise‘. Nadine Shah uit haar frustraties daarover als jonge moslimvrouw en als kind van migranten bijvoorbeeld bijzonder cynisch in ‘Holiday destination‘. Toch kun je je niet van de indruk ontdoen dat velen een onderhuids gemengd gevoel van frustratie, schaamte, angst en verdriet trachten over te brengen in hun muziek in reactie op het Britse sociopolitieke klimaat – en dat de Brexit voor velen schijnbaar de druppel leek. Zo kwamen meer dan 200 artiesten samen onder #LetTheMusicMove, een beweging die strijdt om bands visa-vrij te kunnen laten touren.
Kae Tempest laat dan weer sinds het begin van hun carrière de gitaren achterwege. Die focust resoluut op datgene waar Williamson ook zo in uitblonk; maatschappijkritische spoken word. Het is echter niet omdat Tempest de instrumentatie wat minimalistischer houdt, dat die niet minder punk zou zijn. Integendeel, Tempest is even punk als Patti Smith.
Waar Williamson’s sterkte verankert ligt in zijn persoonlijke vendetta tegen de politieke kaste, lijkt Tempest dat eerder van een afstand te bekijken. Hun poëzie doet je maag evenmin keren, maar zet evenwel tot nadenken. Geen gegooi met “fucks“, “shits” en andere verwensingen, maar oneliners en hooks die doordrenkt zijn van cynisme maar ook van hoop. Of zoals die het in het sluitstuk van ‘The books of traps and lessons‘ zelf verwoordt;
It’s hard, we got our heads down and our hackles up
Our backs against the wall, I can feel your heart racing
None of this was written in stone
The current’s fast but the river moves slow
And I can feel things changing
Even when I’m weak and I’m breaking
I stand weeping at the train station
‘Cause I can see your faces
I love people’s faces
Girls invented punk rock, not England
Kim Gordon droeg de slagzin in de jaren negentig ooit ‘s op een T-shirt op een concert. Sindsdien lijkt het schijnbaar uitgegroeid tot een feministisch talking point. Toch mag men niet zo maar losjes voorbij gaan aan de manier hoe zij en verschillende andere vrouwen in de scene de weg hebben geplaveid. Laten we niet vergeten dat er heel lang een cultuur heeft geheerst (en nu nog) waarbij vrouwen vaak louter werden bekeken als groupies, als lustobjecten voor de male gaze en niet als mensen van vlees en bloed met hun eigen talenten en ideeën. Of ze punk zouden hebben uitgevonden, is misschien voer voor een andere keer.
Naast de eerder politiek-pragmatische invloed van Williamson en Tempest kun je als derde belangrijke figuur niét onderuit aan de invloed van Jehnny Beth. De Française verhuisde in 2006 naar Londen met haar partner Johnny Hostile. Sindsdien drukte ze nadrukkelijk een stempel op haar tweede thuis. Als frontvrouw van female punk band Savages stelt ze zich uiterst strijdvaardig en veerkrachtig op in een wereld waar masculinity nog steeds de overhand neemt. Hun debuut ‘Silence yourself‘ was een bij wijlen nijdig statement – manifest inclusief – om de assertiviteit van de vrouw kracht bij te zetten. Hun sound werd voor velen ergens gezet tussen dat van Joy Division en Siouxsie & The Banshees. Live vergaarde Beth echter al snel notoriteit omwille van haar innemende performance op het podium.
Uiteraard had je tijdens de hayday van de (post-)punk bands al The Slits, X-Ray Spex, Blondie, Joan Jett etc. In de jaren negentig had je zelfs de Riot grrrl-beweging die vrijwel samen viel met third wave-feminisme. Veel van die thema’s uit de noughties keren eveneens terug gemengd met meer eigentijdse zaken. Het is niet zo dat Beth haar teksten per se doordrenkt zijn met feminisme. Alhoewel bepaalde thema’s wel terug keren – zo ook in haar solomateriaal.
Toch kun je er niet om heen dat die talking points een belangrijk onderdeel vormen van deze jonge garde. Alwaar het maar dat de mannen van IDLES zich maar zelfbewust worden van welke privileges ze genieten in hun teksten. Of hoe ze quasi énkel vrouwelijke bands als voorprogramma mee nemen op tournee voor ‘Ultra mono’ om de scheeftrekking in de sector een stukje zelf recht te trekken.
De Windmill scene en Speedy Wunderground
Geoff Travis en Rough Trade (Records) vormen sinds eind jaren zeventig een belangrijke speler in de Londense punk scene. Initieel had Travis een platenwinkel, maar later ging hij ook een stap verder met het maken, produceren en uitbrengen van platen. Bands als The Fall, Scritti Politti, The Raincoats, Cabaret Voltaire en uiteraard The Smiths brachten er albums uit. Vlak voor de post-punk -en garage rock revival bracht Travis het intussen failliet gegane Rough Trade terug tot leven. Met dank overigens aan Jeanette Lee (Public Image Ltd.) die de boel mee financierde. Het label herleefde weer en bracht onder meer The Strokes ‘Is this it?’ uit.
Op een aantal boogschuiten van de oorspronkelijke platenwinkel van Travis ligt de Windmill. De grassroots-concertzaal in Brixton, Londen is de laatste jaren uitgegroeid tot dé plek om jonge, forward-thinking en cutting-edge gitaarwerk te ontdekken. Veel is te danken aan hoofdprogrammator Tim Perry die muzikale buitenbeentjes met open armen ontvangt. “For bands, its been a venue with open arms, an opportunity for a debut show and a breeding ground for exciting new and experimental sounds. For everyone else, The Windmill is a cultural hub offering variety, community and likely, the next big thing.”, vertelt hij zelf in een interview. Bands als Black Midi, Sorry, Goat Girl, Hotel Lux etc. hebben er allemaal hun eerste stappen gezet.
What makes this ‘scene’ so interesting and unique is that each band, artist and individual within it has their own identity and musical sound. Our teenage youth and inexperience may be the link that binds us but we all span vastly across genres, performance and recorded material. – Charlie Steen (Shame)
Maar veel bands hebben naast de zaal evenwel een andere man met elkaar gemeen; Dan Carey. Samen met Alexis Smith en Pierre Hall (alias Golden Glow) richtte hij in 2014 het label Speedy Wunderground op. De allereerste compilatie-tape laat zien hoe grenzeloos doch nauwgezet Dan Carey z’n artiesten uitkiest. Het gaat er van een piepjonge Kae Tempest tot Steve Mason en Emilíana Torrini. Scottibrains’ ‘Keep your eyes open boy’ zou niet misstaan op Black Country, New Roads’ debuutalbum, toch?
In de jaren daarop verschenen er nog enkele compilatietapes. Het duurde echter pas tot 2018-19 dat het label écht onder stoom kwam. Black Midi bracht er hun allereerste single uit. Hetzelfde geldt voor Tiña, Sinéad O’Brien en uiteraard Black Country, New Road. Deze werden netjes samen gebundeld op hun vierde compilatietape. Sindsdien hebben veel bands zich stilaan van onder de vleugels van het label begeven. Zo trok Squid voor hun debuut richting Warp Records. Het blijft dus uitkijken naar een vijfde jaargang om the next big thing te ontdekken.
Third Stream Punk?
Third stream (jazz) is een term die werd bedacht door componist Gunther Schuller eind jaren vijftig. Het genre verbindt jazz met Westerse klassieke muziek. Een belangrijk element bij third stream is overigens het improviserend aspect van de muziek. Charles Mingus, Moondog en Bill Dixon hebben zo meerdere albums op hun conto staan. Miles Davis waagde zich op ‘Sketches of Spain’ evenwel aan het genre. Dichter bij huis brachten Floating Points en Pharaoh Sanders afgelopen jaar met ‘Promises’ nog een third stream-plaat uit.
Je zou kunnen zeggen dat deze nieuwe garde met hun beide voeten resoluut in de post-punk-aarde staat en dat ze allen kind zijn van hun generatie. Verder zou het alweer de derde stroming (post-)punkers zijn – na de jaren tachtig en de revival in de nillies. Van een koppeling met een ander genre is door de diversiteit van de bands niet echt sprake. Toch kun je niet onderuit aan de ongebreidelde experimenteerdrang. Zo mixt Black Midi hun gitaren met prog en jazz. Black Country, New Road lijkt op hun eerste single van hun aankomende tweede album dan bijna Arcade Fire aan te doen. Dry Cleaning en Porridge Radio klinken dan weer iets conventioneler.
Hilariteit troef verder toen op het einde van vorig jaar plots Spotify afkwam met de term ‘chamber psych‘ met bijbehorende playlist. Elders werd de Londense scene al simpelweg als de Speedy Scene of Windmill Scene gedoopt. Muziek, genres, stromingen komen nu eenmaal in lagen en golven – en dat is met deze uitzonderlijke groepering Britten niet anders. We zijn er echter van overtuigd dat het nuttiger is om het verhaal achter ze trachten te schetsen dan ze in een hokje te stoppen.