‘Oh oh, you are my hero’. Zo af en toe willen we het nog eens luid zingen op de manier waarop Glasvegas het in onze hersenpan ramde met het onvergetelijke ‘Daddy’s gone’ uit de naamloze debuutplaat. De shoegaze-gitaren, de wall of sound, het onmiskenbare talent om de perfecte popsong te schrijven en het moddervette accent uit Glasgow van zanger James Allan maakten dat debuut tot een van de platen van het jaar.
Wat daarop volgde was helaas heel wat minder en de twee volgende platen haalden noch hetzelfde niveau noch dezelfde weerklank in de pers. Het noopte de band tot een acht jaar durende pauze na het geflopte ‘Later… when the tv turns to static’ uit 2013. Maar een bende uit Glasgow krijg je niet zo snel opgeruimd: met ‘Godspeed’ is Glasvegas helemaal terug.
De breed meanderende gitaren, de containers volgeladen met galm en de van pathos vervulde stem van Allan zijn gebleven, maar deze keer combineren ze die ingrediënten weer om er echte songs van te maken. ‘Dive’ is een Schotse, euforische versie van Depeche Mode en is een dijk van een song. ‘Keep me a space’ is een valse trage met een refrein met stadionallures waar Bon Jovi of The Scorpions een carrière voor veil zouden hebben. Vergis je niet: het is een wereldnummer.
Als Glasvegas scoort, is het een wereldgoal: ‘Cupid’s dark disco’ is met al zijn ingehouden woede en angst een voortreffelijk nummer, en in ‘In my mirror’ mag alles en iedereen nog eens helemaal los gaan: Muse is niet meer veraf en dan weet je dat ‘less is more’ niet Glasvegas’ favoriete leuze is. Om de een of andere reden weet Glasvegas in deze nummer ondanks de overdaad aan pathetiek telkens aan de juiste kant van de rock ‘n’ roll te belanden.
Af en toe mist Glasvegas echter ook voor open doel. Rustige nummers schrijven is nooit de sterkste kant van de band geweest, en ook nu loopt het daar soms wat mis. ‘Stay lit’ is een niemendalletje dat niet weet te beklijven. ‘My body is a glasshouse’ mikt al te nadrukkelijk op duizenden aanstekers vanop de eerste festivalrijen – als die ooit terugkeren. Het titelnummer – tevens de afsluiter van de plaat – laat Allans getormenteerde stem het opnemen tegen gitaren die pas naar het einde toe in alle hevigheid mogen ontbranden, maar blijft zo drie volle minuten eerder vervelend.
Ook proberen ze af en toe een vreemde passeerbeweging, maar weten ze er wel een knap doelpunt van te maken. ‘Shake the cage’ doet ons denken aan een intro van een Muse-nummer, maar gaat verder met een robotachtige stem die het opneemt tegen hyperkinetische drums en aanzwellende gitaren. Het vraagt tijd, maar ook dit is Glasvegas in volle vorm.
‘Godspeed’ is een heerlijke comeback van een band die we eigenlijk helemaal vergeten waren. Het is zo’n plaat waar je het beste uithaalt, op je smartphone zet en nooit ontgoocheld zal zijn als het in een shuffle playlist tevoorschijn komt. Meer is Glasvegas nooit geweest en meer hoeft dat niet te zijn.