Afgelopen donderdagnacht liet Taylor Swift ongevraagd haar tweede verrassingsalbum van 2020 op de wereld los. ‘Evermore’ werd aangekondigd als een ‘zusterplaat’ van Swifts merkwaardige folkstunt ‘Folklore‘ uit juli dit jaar. Helaas: na een weekend vol Tay kunnen we besluiten dat het om een klein zusje gaat. Zo’n zusje dat de te grote truien van haar voorganger slordig om zich heen drapeert en diens knalrode lippenstift aanbrengt buiten de lijntjes van haar strak getuite lippen.
De kracht van ‘Folklore’ was dat Swifts sobere songs konden beklijven zonder altijd oprecht te klinken – wérkelijk een kunst die weinigen beheersen. ‘Evermore’ worstelt harder met die geloofwaardigheid. Dat is in de eerste plaats te wijten aan de kwaliteit van de nummers, vaak dunne doorslagjes van wat we in juli al hoorden. Zo is ‘Champagne problems’ te goedkoop en lang, raakt het vrij mooie ‘Gold rush’ in de knoop met z’n eigen losse eindjes en lijkt Swift er tijdens middelpunt ‘Dorothea’ al niet zoveel zin meer in te hebben. Het ligt er overigens te dik op dat Taylor opnieuw een geromantiseerd bos-haardvuur-liefdesverdriet-tafereel wil schilderen. In herfstkleuren, want die zijn in de mode.
Maar er zijn ook warme lichtpunten. ‘Tolerate it’ is bloedmooi en blijft spannend door een elastieken ritme dat we ook al bij The National hoorden. Daar zit wellicht producer Aaron Dessner voor iets tussen. De National-gitarist bezaait de plaat spaarzaam met knappe gitaarlijntjes, het mooist van al in de onvolmaakte tearjerker ‘Tis the damn season’. Die song komt nog het meest in de buurt van de glorie van ‘Folklore’, maar laat het afweten in de melige lyrics. Swift legt te gretig de nadruk op woorden als hometown, praat graag over haar car en zingt met geveinsde hartstocht ‘I’ll go back to L.A.’. Wat Amerikaanse clichés betreft, overtroeft ze haast Lana Del Rey. Wollen muts versus zonnehoed.
De drie features op de plaat zijn ambitieus, maar lossen de verwachtingen niet volledig in. ‘No body, no crime’, de nogal tenenkrommende samenwerking met Haim, begint als Joan Osborne en ontaardt in gekunstelde country. Op ‘Coney island’ valt er geen sprankeltje magie te bespeuren tussen Swift en de afstandelijke bandopname van Matt Berningers stem. Het resultaat is kil, terwijl een samenwerking met The National meestal het tegenovergestelde beoogt. De afsluiter slash titelsong met Bon Iver is wel sterk, maar komt niet tot aan de enkels van hun wondermooie duet ‘Exile’ vanop ‘Folklore’.
Misschien lag de lat te hoog. Misschien zijn we te streng. Slécht is deze plaat niet. Maar toch. Zo memorabel als ‘Folklore’ was, zo snel zullen we ‘Evermore’ vergeten. Choose wisely, wanneer u tijdens het volgende druilerige Ardennenweekend de aux-kabel in handen krijgt.