Dit jaar kijkt de Indiestyle-redactie af en toe achterom met Indie2020. Vandaag keren we even terug naar de de periode die nu door sommigen als peak indie wordt beschouwd en waarin een nieuwe generatie Amerikaanse artiesten zich klaar toonde om de fakkel over te nemen. En dat op een benefietalbum.
Benefietalbums zijn van alle tijden. Waar er vroeger de voorkeur werd gegeven aan livealbums om geld in te zamelen voor goede doelen, duiken er de laatste jaar geregeld compilaties op met covers. Heel soms bevat zo’n compilatie ook exclusief nieuwe nummers van artiesten. Weinig benefietalbums groeien echter uit tot een tijdscapsule die een beeld schept van een belangrijk moment in de muziekgeschiedenis, iets waar ‘Dark was the night’ wel in slaagt.
Geschiedenis beschouwen als een tijdlijn met afgebakende onderdelen is sowieso te simplistisch. Wel zijn er bepaalde momenten die, hoe kort ook, een duidelijke stempel drukken op een bepaalde periode. In New York was er net na de millenniumwissel duidelijk een heropleving van postpunk te merken, ingezet door ‘Is this it’ van The Strokes en prachtig beschreven in het boek ‘Meet me in the bathroom’ van muziekjournaliste Lizzy Goodman. Samen met Interpol, LCD Soundsystem, Yeah Yeah Yeahs en later ook Vampire Weekend lieten ze de rest van de wereld proeven van de beste gitaren uit de Big Apple.
Op het einde van de nillies was er al een nieuwe beweging opgestaan die teruggreep naar traditionele folkinstrumenten in plaats van elektrische gitaren en daar een heel eigentijdse draai aan gaf. Bands als Dirty Projectors, Grizzly Bear en Yeasayer debuteerden met alternatieve folk en zouden later veel elektronischer en experimenteler gaan werken. Net op dat kantelpunt in hun muzikale carrière werden ze gecontacteerd door ene Aaron Dessner. Die had met zijn eigen band The National net ‘Boxer’ uitgebracht en was volop opnames aan het maken voor doorbraakplaat ‘High violet’, waarmee de band zou uitgroeien tot een van de grootste indiebands van het komende decennium.
Dat telefoontje van Aaron Dessner kwam er niet zomaar. Dessner was bezig met het samenstellen van een indierockcompilatie voor Red Hot Organisation, een ngo die in 1990 werd opgericht om met muziek geld in te zamelen voor de bestrijding en behandeling van AIDS/HIV en bewustzijn te creëren voor de persoonlijke en maatschappelijke impact van het virus. Dessner had in het verleden als webdesigner gewerkt voor het bedrijf van mede-Red Hot oprichter John Carlin. Toen The National doorbrak en Dessner volledig voor muziek wou gaan, stopte hij bij het bedrijf maar wilde hij Carlin wel helpen bij het samenstellen van een compilatiealbum.
Dessner had het idee om een hedendaagse versie te maken van ‘No alternative’, de derde compilatie die Red Hot begin in 1993 uitbracht. Gecureerd door producer Paul Heck en Rolling Stone-schrijver Chris Mundy bevatte ‘No alternative’ exclusieve nieuwe nummers van onder meer Nirvana, Beastie Boys, Smashing Pumpkins, Soundgarden, Pavement, Uncle Tupelo en The Breeders, naast een livenummer van Patti Smith als eerbetoon aan fotograaf en haar voormalig lief Robert Mapplethorpe, die eind jaren tachtig aan de gevolgen van aids overleed.
Om een muzikale momentopname van hetzelfde kaliber samen te stellen, contacteerde Aaron Dessner samen met zijn broer Bryce verschillende gelijkgestemde muzikanten. Het merendeel was net als hen in Brooklyn gevestigd, waardoor ‘Dark was the night’ onrechtstreeks een mooie staalkaart van de toenmalige scene werd. De timing kon niet beter zijn, want er wordt vaak terugverwezen naar die periode als peak indie omdat verschillende undergroundbands en muzikanten hun commerciële doorbraak maakten – denk maar aan Animal Collectives ‘Merriweather post pavilion’ dat ook in 2009 uitkwam.
Wat het compilatiealbum zo bijzonder maakt, is het grote aantal originele nummers en samenwerkingen. Dirty Projectors krijgen gezelschap van David Byrne, Feist en Ben Gibbard zijn samen te horen, José González vergezelt The Books, Conor Oberst zingt naast Gillian Welsch, Bryce Dessner begeleidt Anthony Hegarty voor een Bob Dylan-cover en Aaron Dessner vormt samen met Justin Vernon de kiem voor Big Red Machine op het gelijknamige nummer.
Daarnaast leveren enkele artiesten nummers af die naast het beste uit hun discografie kunnen staan. ‘Tightrope’ is misschien wel mijn persoonlijke Yeasayer-favoriet, ‘So far around the bend’ en ‘Lenin’ zouden een welkome aanvulling zijn voor elke oude plaat van respectievelijk The National en Arcade Fire. En dan zijn er nog Spoon, Beirut, Yo La Tengo, The New Pornographers, The Decemberists, Jónsi… De covers zijn ook opmerkelijk. My Brightest Diamond waagt zich aan Nina Simone, Sharon Jones & The Dap Kings eren Shuggi Otis. De cover van Castanets’ ‘You are the blood’ geeft dan weer een blauwdruk weer van welke richting Sufjan Stevens zou uitgaan.
‘Dark was the night’ was de twintigste compilatie van Red Hot en zou uiteindelijk ruim anderhalf miljoen dollar inzamelen, wat het een van de meest succesvolle benefietplaten ooit maakt. Het album werd vernoemd naar een nummer van Blind Willie Johnson, dat op plaat geïnterpreteerd werd door het iconische Kronos Quartet van David Harrington. Het album piekte zelfs even op drie in Billboard’s Top Independent Albums. “On this record, we tried to capture this musical renaissance, which may not have the cultural impact of grunge or punk, but is equally significant from a cultural and creative standpoint. It’s an assertion of Aaron and Bryce’s generation. These artists are not fringe or marginal”, verklaarde John Carlin aan Billboard over de opzet van het album en de veelgemaakte vergelijking met ‘No alternative’.
Het talent van de broers Dessner om verschillende muzikanten te verenigen zou de daaropvolgende jaren nog vaker opduiken. Ze cureerden niet alleen de line-up van hun eigen Eaux Claires-festival (opnieuw met Justin Vernon) en het Kopenhaagse Haven-festival maar richten ook het muzikale platform PEOPLE op. In 2016 maakten ze opnieuw een compilatie voor Red Hot, deze keer gevuld met 59 covers van Grateful Dead-nummers.
‘Dark was the night’ geldt als een momentopname in de carrières van artiesten net voor ze een groter publiek bereikten doordat indiefolk en -rock steeds meer mainstream werden. Door het grote aantal originele nummers is het ook een goudmijn voor fans die wel de artiesten kennen, maar deze compilatie nu pas ontdekken.
Vooral in de Verenigde Staten blijven compilatiealbums populair. Tijdens deze lockdown engageerden verschillende artiesten zich al voor initiatieven die onder meer Black Lives Matter en Planned Parenthood financieel ondersteunen, en ook voor COVID-slachtoffers wordt geld ingezameld door meerdere artiesten en organisaties. Of denk aan de Belgische compilatie ‘Friends of friends’ die geld inzamelt voor lokaal getroffen artiesten.
Red Hot Organisation blijft trouwens compilaties uitbrengen. Om de dertigste verjaardag van de eerste compilatie uit 1990 te vieren, verschijnt deze week op 23 oktober als digitale reissue via digitale platformen. De multimediale compilatie bevat bijdragen van onder meer David Byrne, Neneh Cherry, Erasure, Jean Paul Gaultier, Keith Haring, Debbie Harry & Iggy Pop, Jim Jarmusch, Annie Lennox, k.d. lang, U2, Tom Waits geïnspireerd door de muziek van jazzmuzikant en songschrijver Cole Porter. Meer informatie vind je op de website van Red Hot.