Angel Olsen besloot om haar meest recente plaat opnieuw uit te brengen, maar dan in gestripte vorm. ‘Whole new mess’ brengt negen nummers van het vorig jaar verschenen ‘All mirrors’ in een sober jasje met enkel zichzelf, een gitaar en een orgel. Het is voor het eerst sinds haard debuut ‘Half way home’ uit 2012 dat ze zo alleen te horen is. Ze leert ons iets over het noodzakelijk verwerkingsproces van hartzeer na een verbroken relatie: eenzaamheid zorgt voor herbronning en sterkte.
Naar eigen zeggen zijn de nummers op ‘Whole new mess’ de oorspronkelijke versie, en zijn die later herwerkt om op ‘All mirrors’ te staan met een volledige band. Dat Angel Olsen ervoor kiest om een jaar later het merendeel van de nummers opnieuw uit te brengen, doet ons vermoeden dat die break-up zeker eentje van formaat moet zijn (geweest). Waar voorheen de nadruk lag op woede en strijdlust, horen we nu een meer timide en verlamde Olsen. ‘Whole new mess’ belichaamt de loodzware immobiliteit die een smoorverliefde bedlegerig houdt. In bed blijven liggen wil echter niet per se zeggen dat je nooit zal opstaan. In het titelnummer maakt Olsen aanstalten met “I stretch my bones out on the floor” om haar leven weer op de rails te krijgen, maar stelt dat nog even uit tot naar een latere datum. Herstel is volgens haar een tijdelijke fase, alvorens er opnieuw plannen ontstaan en de hele cyclus zich herhaalt.
En net die periode voor het opstaan geeft haar de tijd om te vertragen en te herbronnen. De galmende klanken zijn te danken aan The Unknown, een Katholieke kerk omgetoverd tot een studio in Washington, waar de nummers zijn opgenomen. Het eerder krachtige ‘New love cassette’ kreeg met veelvuldige synths, stevigere drums en gitaren een sterk new wave-kantje. ‘(New love) cassette’ daarentegen zorgt voor een zeer slaperige ondertoon. Dezelfde transformatie horen we bij ‘(We are all mirrors)’. Alleen staat Olsen sterker in haar schoenen en zorgt haar sopraan voor de nodige soelaas bij de walsende gitaarstroken. Op ‘Summer’ vertelt ze een sterk verhaal, terwijl ‘(Summer song)’ een meer wanhopige en fragiele Olsen naar boven haalt.
Naast ‘Whole new mess’, vinden we ook ‘Waving, smiling’ als onbekende op de plaat, dat baadt in dezelfde broze sfeer van eenzaamheid. Vanaf dit punt beginnen echter wat variatie te missen. Bovendien is ‘Lark song’ een interessante versie, maar kan die niet opwegen tegen het eerder uitgebrachte ‘Lark’ waarin veel meer emotie zoals woede, drama en wanhoop tot ons doordringen. Ook ‘Impasse (workin’ for the name)’ bereikt niet zijn volle contrast zoals het op de vorige versie wel deed.
Volgens ons is het niet Olsen’s bedoeling dat we ‘Whole new mess’ gaan vergelijken met ‘All mirrors’, maar als recensenten vragen we ons af waarom deze tweede versie nodig was. We willen niet vergelijken, maar we doen het toch. ‘All mirrors’ spant nog steeds de kroon van Angel Olsen’s oeuvre, ‘Whole new mess’ is hooguit een interessante toevoeging daaraan.