In 2016 werd Audri op de Red Bull Elektropedia Awards reeds uitgeroepen tot Most Promising Artist. Toch zou het nog twee jaar duren voor Marijke Maes met een echte release kwam. Binnen de catalogus van Tangram Records was dat op het eerste gezicht wel een verrassing: de ‘Fool’s gold ep’ bestond vooral uit minimalistische, warme folk met lichte jazz-invloeden. Maar het titelnummer, het goud van de ep, toonde dat Audri alles in haar mars had om de sferische nummers ook met meer instrumenten te producen.
In de aanloop naar haar nieuwe ep liet Audri zich door nog meer producers omringen. Zo maakte ze samen met o.a. Ashley Morgan, Susobrino en Pippin bijvoorbeeld deel uit van Project Cucuron. In ‘121314’, haar bijdrage aan de eclectische mixtape, verkende ze nieuwe mogelijkheden om haar karakteristieke stemgeluid en piano optimaal om te zetten in een mix van verschillende gevoelens, met een heel arsenaal aan instrumenten met diverse timbres. Waarom nu al die producerpraat? Lees even verder.
De aanpak doet denken aan de betere Zuid-Londense artiesten – denk aan Carmody, Sampha en Lianne La Havas – bij wie schijnbaar simpele pop, soul of jazz vaak gelaagd wordt met andere genres, zonder complex te worden. Zo zit opener ‘Harbor me’, net als de prachtige bijhorende clip, meteen vol tegenstrijdige subtiliteiten die toch in harmonie samengaan. Bovendien weet Audri als een geüpdatete Kate Bush of luchtige Björk ook de structuren en maatsoorten overal zo naar haar hand te zetten dat niets te gek aanvoelt.
In het golvende ‘New things in October’ horen we die stijlen en structuren heel goed. Wat begint als een soort weemoedige Imogen Heap (zie ook de intro van ‘Blind eyes / Water’ en ‘Sing’), is even later een emotionele ballade en nog wat later een springerig feest, maar die mozaïek wordt nooit een rommeltje. Dat is de kracht van de hele ep: nu eens is het de groove van de instrumenten, dan weer de dromerige zang en tekst die je een verhaal influisteren dat je tot het einde wilt uitluisteren.
Behalve de intrigerende composities en de verhaalkunsten van Audri – over de uitgebreide teksten en het waterthema dat expliciet wordt in ‘Phantom pain’ zouden we nog véél kunnen schrijven – blinkt deze ep ook uit in productie en straffe muzikanten. En toch blijft alles subtiel. Het zijn nochtans niet de minste namen: in de meeste nummers horen we bijvoorbeeld drummer Toni Vitacolonna van het Brussels Jazz Orchestra en in het wondermooie ‘Sing’ een KASK-koor met o.a. Roos Denayer. Maar pretentie valt nergens te bespeuren, ingetogen schoonheid des te meer. En of Audri daarmee haar titel als Most Promising Artist waarmaakt.