Maart, 1992. Na een tweetal jaar verscheidene podia in en rond Los Angeles onveilig te hebben gemaakt, tekent Tool zijn eerste platencontract bij Zoo Entertainment voor de uitgave van zijn eerste ep ‘Opiate’ en een jaar later de lp ‘Undertow’. De tweede langspeler ‘Ænima’ zorgde voor de grote doorbraak resulterend in een eerste overzeese tour. Het album bracht een metamorfose in geluid met zich mee die helemaal tot stand kwam met de release van ‘Lateralus’ in 2001; uitgesponnen nummers die qua vorm en structuur geenszins een raakvlak lijken te hebben met andere muziek uit de metalwereld rond die tijdsperiode. Elk instrument, inclusief Maynard James Keenans diamant van een stem, leidt in ieder Tool-nummer zijn eigen leventje zonder mekaar uit het oog te verliezen. ’10.000 days’ leek voor lange tijd het laatste wapenfeit te zijn. Op enkele shows in de VS na, hoorden we jarenlang niets meer van de band wat uitdraaide op hopeloze fans die al die tijd schreeuwden naar nieuw werk. Dertien jaar later werden de preken dan toch aanhoort met de komst van ‘Fear inoculum’.
Meteen na deze aankondiging ontstonden er gedachtewisselingen over hoe de band dertien jaar later zou gaan klinken. Dit zorgde voor een bepaald verwachtingspatroon dat Tool leek te verplichten om weer te vernieuwen. In plaats van op zoek te gaan naar die vernieuwing heeft de band ervoor gekozen de unieke sound en stijl die ze al hadden nog verder uit te diepen. Don’t fix what ain’t broken, moet het viertal gedacht hebben. Toegegeven, soms lijkt het wel alsof we die ene outro al eens op een ander album hebben gehoord en soms doet Danny Carey wel eens een drumfill die hetzelfde resultaat oplevert dan op dat andere nummer. Desalniettemin klinkt Tool niet per se als een kopie van zichzelf op ‘Fear inoculum’.
Met het titelnummer pikken de Amerikanen de draad weer op waar hij dertien jaar geleden is blijven liggen. Een nummer dat een ruime samenvatting lijkt te bieden van wie Tool is en hoe ze klinken. Je hoort de typerende gitaarsound van Adam Jones dat klinkt als een losgeslagen deel van een hoogspanningskabel, de kickdrums van Danny Carey die als een stoomtrein op je af lijken te razen, de ritmische in echo gedrenkte baslijnen van Justin Chancellor en de melodieuze prachtstem van Maynard James Keenan. Ook tijdens ‘Pneuma’ krijgen we flashbacks naar nummers als ‘Schism’ wanneer basgitaar en drums elkaar vinden, tevens naar ‘The patient’ wanneer huilende opzwellende feedback het instrumentale refrein inzet. Voor de eerste keer in de discografie van de band bespeuren we overigens een four-on-the-floor beat tijdens ‘Pneuma’.
Net zoals op voorgaande platen, met uitzondering van ‘Undertow’ en ‘Opiate’, staan er op ‘Fear inoculum’ weer enkele en soms onnodige fillers. Dat we na ‘Pneuma’ aan een rustmoment toe zijn kunnen we begrijpen, hoewel ‘Litanie contre la peur’ en ‘Legion inoculant’ leveren niet de meest interessante soundscapes op. Daartussenin bevindt zich gelukkig een parel die ‘Invincible’ heet. Fans die dit jaar tickets wisten te bemachtigen voor Rock Werchter of de show in Ziggo Drome hadden het bijna dertien minuten durende kunststukje alvast kunnen beleven. ‘Invincible’ is exact datgene wat bewijst dat Tool zijn sound nog wat verder heeft uitgediept. Het viertal slaagt erin het nummer zo dynamisch op te bouwen om vervolgens via een machtige tempowisseling het tweede luik aan te vatten. Een epische catharsis later eindigt ‘Invincible’ door ons nog een keer op het verkeerde been te zetten met een lesje in polyritmiek.
‘Descending’ en ‘Culling voices’ wagen zich qua dynamiek en opbouw op hetzelfde pad als ‘Invincible’, enkel door zijn iets te gemakzuchtige gitaar- en synthesizersolo’s klinkt het net dat tikkeltje minder groots. Danny Carey toont tijdens ‘Chocolate chip trip’ nogmaals zijn drumkunsten, dit blijkt slechts een voorbode aan wat nog moet komen. ‘7empest’ belooft namelijk een verschroeiende finale te worden. Ruim 16 minuten worden alle registers van Jones’ gitaar open getrokken en MJK lijkt er een laatste keer zin in te hebben: “fuck, here we go again” roept hij wanneer de geluidsbarrière nog een laatste keer doorbroken wordt.
Of Tool met ‘Fear inoculum’ een klepper als ‘Lateralus’ of ‘Ænima’ geschreven heeft is onmogelijk te zeggen. Een plaat van Tool heeft veel tijd nodig om te rijpen, binnen te dringen en geheimen prijs te geven. Wat we wel alvast kunnen stellen is dat Tool allerminst een kopie van zichzelf is gebleken. Het borduurt voort op het genre dat ze in feite zelf hebben uitgevonden. Tool is gewoonweg Tool gebleven en dat is waar we allen dertien jaar naar verlangd hebben.