Zonder noemenswaardige voorafgaande promo is daar dan plots de langverwachte opvolger van ‘A seat at the table’ – het album dat Solange Knowles eindelijk uit de schaduw van haar zus en wereldster Beyoncé deed treden. Waar ze in 2016 nog volop inspeelde op de toenmalige tijdsgeest en een duidelijke boodschap van het hart moest (black lives matter!), kiest Solange op ‘When I get home’ voor een intiemere en meer ongedwongen aanpak. We worden uitgenodigd bij Knowles thuis, waar een warm lappendeken van muzikale experimenten ons uitnodigend ligt op te wachten.
Het project situeert zich in Houston, Texas – de stad waar ze opgroeide en na heel wat omzwervingen nu terug beland is – en telt als een ode aan de buurt waar ze zo trots op is. Thema’s als vrouwenemancipatie en black empowerment worden niet volledig overboord gegooid, maar ze krijgen een minder centrale rol toebedeeld. Zo krijgen we bijvoorbeeld nog wel “Black faith still can’t be washed away” te horen in ‘Almeda’, waarin ze met de hulp van The-Dream en een speelse Playboi Carti in ware ‘southern rap’-stijl een ode aan de Afro-Amerikaanse gemeenschap brengt.
Net als Earl Sweatshirt dat deed voor ‘Some rap songs’, haalde ze voor het muzikale aspect haar inspiratie bij Standing On The Corner, een opkomend New Yorks duo wiens werk het best te beschrijven valt als een langgerekte geluidscollage waarin experimentele hip hop, excerpten van interviews en literaire voordracht, spirituele jazz, neo-soul en allerlei samples naadloos in elkaar overvloeien. Dit alles resulteert in een sfeervolle trip waarbij het geheel meer is dan de som der delen. Zowel Earl als Solange steken hun adoratie voor die artistieke visie niet onder stoelen of banken en gingen ermee aan de slag.
‘When I get home’ is dus meer dan enkele lukraak achtereen geplaatste, individuele nummers. In ‘Things I imagined’, de tegelijk abstracte maar weelderige opener, herhaalt Solange als een mantra “I saw things… I imagined”, alsof ze door de constante herhaling van haar verbeelding werkelijkheid wil maken. De daaropvolgende interlude, dat net als een handvol andere intermezzo’s grotendeels afkomstig is van Standing On The Corner, zorgt ervoor dat je al gauw bij ‘Down with the clique’ bent aangekomen. Met enkele welgemikte keys vertoeft het nummer in dezelfde minimalistische sferen als de opener.
Wie de aandacht er even niet bijhoudt, zit zonder het goed en wel te beseffen enkele nummers verder. Door middel van zweverige instrumentatie, repetitieve lyrics en harmonieuze overgangen bekomt Solange een licht psychedelisch effect dat men in r&b-kringen niet gewend zal zijn. Wijselijk genoeg krijgen we op geregelde tijdstippen iets pittiger werk voorgeschoteld, zoals ‘Stay flo’, dat voorzichtig de weg richting de dansvloer wijst – die in de woonkamer welteverstaan.
Andere hoogtepunten zijn het door Pharrell geproducete ‘Sound of rain’, ‘Time (is)’, waarin een gastrol voor Sampha is weggelegd en ‘My skin my logo’ – een dartel duet met Gucci Mane, een boegbeeld van de Dirty South. Laat het echter duidelijk zijn dat dit een album is dat het best in z’n geheel beluisterd wordt.
Dat Solange net als haar wereldberoemde zus een sterke persoonlijkheid heeft, hoeven we je wellicht niet meer te vertellen. Ze lijkt het met sprekend gemak op te nemen voor bevolkingsgroepen die onterecht moeten opboksen tegen de obstakels die hen door de maatschappij in de weg gelegd wordt. Gelukkig weet ze haar boodschap met wat minder bombast te verkondigen, zonder daarbij aan geloofwaardigheid te moeten inboeten. Meer nog, het is haar wederom gelukt het allemaal in een stijlvol, sensueel kleedje te steken. ‘When I get home’ mag gerust een tweede meesterwerkje genoemd worden.