Dat Dave Harrington een flink potje gitaar kan spelen was ook Nicolas Jaar niet ontgaan. De Chileens-Amerikaanse meester van de groove lijfde hem in 2011 in voor z’n live band en niet veel later schonken de twee onder de noemer Darkside enkele pareltjes aan de wereld. Na een ep, een remixplaat van ‘Random access memories’, debuutalbum ‘Psychic’ en een uitgebreide tour, lieten ze in 2014 weten voor onbepaalde duur de stekker uit het project te trekken. Gesterkt door deze kruisbestuiving verzamelde Harrington een bende virtuozen rond zich.
Vergeet de logge dansbeats van weleer – het zou toch maar teleurstellend klinken na met een geluidsarchitect van kaliber Jaar te hebben gewerkt. Met de experimentele ambient jazz van z’n eerste worp ‘Become alive’ bleef de Brooklyner nog wat binnen de sferen van Darkside, maar even beklijvend werd het echter nooit.
Voor de volledig instrumentale opvolger ‘Pure imagination, no country’ werden de kaarten grondig door elkaar geschud, om uiteindelijk volop de kaart van de psychedelische jazz en noiserock te trekken. Naar eigen zeggen zouden de ‘elektrische jaren’ van Miles Davis nu als inspiratiebron dienen.
Opener ‘Well’ – dat een excerpt lijkt te zijn uit een langere jamsessie – kan zo het spreekwoordenboek in onder ‘met de deur in huis vallen’. De schizofrene drumpartij van Samer Ghadry (ex-El Topo) staat in schril contrast met de etherische gitaarsalvo’s, die al gauw plaats maken voor een frivole vibrafoon. Het ritje op hun rollercoaster is echter van te korte duur. Terug aanschuiven dan maar?
‘Belgrade fever’ is het eerste volwaardige nummer dat we te horen krijgen en is een mooie illustratie van de virtuositeit waarmee Harrington z’n leadgitaar naar voren schuift. Hij laat de bandleider in zichzelf naar boven komen en begeleidt de luisteraar met z’n psychedelische gitaarjams van instrument tot instrument. Nu eens duelleert hij met de keyboards, dan weer verlegt hij de focus naar de baslijnen.
In ‘Then I woke up’ raast de band als een geoliede machine voorbij, gestuwd door een strakke ritmesectie en met een freewheelende Harrington in de hoofdrol. Tegen het einde van het nummer heeft ie al z’n duivels ontbonden.
Wat nog rest is een allegaartje van aardige, maar weinigzeggende improvisatieoefeningen die enkel fans van het experimentelere werk zullen kunnen bekoren. Eindigen doen Harrington en co. wel in schoonheid met ‘Pure imagination’, dat met z’n rustgevende ambient voor bevrijding zorgt na een hypnotiserende en overweldigende, maar ook onsamenhangende trip.