Vorige maand bracht Jonatan Leandoer Håstad AKA Yung Lean ‘Stranger’ uit, waarop de jonge Zweed een nieuwe geluid liet horen dat wat afweek van de cloudrap die hij normaal produceert. De studioversies van het nieuwe materiaal werden hier goedgekeurd, maar de vraag was hoe deze nieuwe stijl live zou uitpakken tussen het oudere werk. In Trix kreeg de Sadboy de kans om hier een antwoord op te bieden.
Foto’s door Lotte Torsin
Het voorprogramma werd verzorgd door Palmistry. Afgelopen zomer zagen we de Londenaar nog aan het werk op het festivalterrein van Dour, waar hij een charmante maar ietwat onbeholpen set bracht. Toen speelde zijn verlegenheid hem de parten, maar in de Trix was dit minder het geval. We weten niet goed of hij echt zelfverzekerder was of het gewoon beter kon wegsteken, want heel het podium ging gehuld in een dikke paarse mist waardoor Palmistry zelf nauwelijks te zien was. Het gaf het optreden alleszins wel een mystieke sfeer die goed bij de melancholische dancehall paste.
Muzikaal gezien viel het op dat de bas erg hard stond, waardoor de zwoele beats heel wat meer punch bevatten dan de studioversies. In een livecontext was dat geen slechte zaak, want zo was het voor de dansbenen nog moeilijker om stil te blijven staan. Het weemoedige aspect van Palmistry’s muziek bleef voornamelijk gespaard door de zanglijnen. In tegenstelling tot op Dour beperkte de artiest zich deze keer ook tot het brengen van eigen materiaal, waardoor de show veel coherenter voelde. De enige valse noot kwam op het einde, toen de artiest het laatste nummer aankondigde om daarna plots van het podium te verdwijnen en een bandje te laten afspelen. Het was een wat abrupt en spijtig einde van een verder erg genietbare opwarmer.
In een psychedelische waas van rook en blauwrode belichting betrad Lean daarna zelf het podium. Het optreden begon vrij zacht met een handvol tracks uit ‘Stranger’. Met ‘Afghanistan’ en ‘Fantasy’ vanop ‘Warlord’ kwam daarna een eerste hardere piek in de setlist, maar het was vooral ‘Diamonds’ dat een eerste échte hoogtepunt vormde. Bij dit laatste nummer gingen de stroboscopen ook in overdrive, waardoor de drop in dit nummer enorm intens aankwam. Een andere uitschieter die door de belichting extra in de verf gezet werd was ‘Miami ultras’. De afsluiter van ‘Warlord’ die op album al hard gaat, klonk in Trix nog dubbel zo groots.
Håstad zelf deed wat er van hem verwacht werd. Op een vlotte manier rapte hij al zijn teksten op zijn typerende ontspannende stijl die de weemoedige sfeer van zijn beats complimenteert. Waar hij regelmatig Bladee of iemand anders van zijn Sadboys-crew meebrengt als hypeman, droeg hij deze keer het optreden volledig op zijn eigen schouders. De sfeer van de muziek laat het niet echt toe om volledig uit de bol te gaan op het podium, maar Lean wist toch een manier te vinden om met minimale moeite een bepaald schwung in zijn performance te steken. De sterke instrumentals deden de rest om het publiek het hele optreden lang geamuseerd te houden.
De selectie van songs wisselde slim af tussen nieuw materiaal en bekendere nummers uit Yung Leans oeuvre, die meestal wat harder waren dan de meer mellow nummers van ‘Stranger’. Zo werd er een goed evenwicht gevonden tussen climaxen en rustpunten en op deze manier kreeg het verse materiaal op organische wijze een plaats binnen het werk van Håstad. Tussen de nummers werd er nauwelijks tijd genomen voor publieksinteractie. In de plaats koos Lean ervoor om op sneltempo een hoog aantal nummers op het publiek af te vuren. Op deze manier werd er net als op zijn albums een roes opgewekt die het publiek niet losliet.
Halverwege de show werd er als een spervuur een greep oudere klassiekers gebracht die allen maar voor een verse en een hook bleven doorgaan om daarna over te gaan in de volgende track. Langs de ene kant een beetje jammer, want nummers als ‘Oreomilkshake’ en ‘Yoshi city’ zijn zeker sterk genoeg om hun hele speelduur lang te blijven boeien. Langs de andere kant zorgde dit wel voor het ene na het andere hypemoment na elkaar en het verkorten van de nummers zorgde er ook voor dat Lean alle kanten van zijn muziek kon belichten tijdens het optreden, dat al bij al maar iets langer dan een uur duurde.
Yung Lean ging voor een geslaagde synthese tussen oud en nieuw werk en hij wist een geslaagde manier te vinden om beide fases in zijn carrière samen te brengen. Opzwepende trapbassen en melancholische ballads vulden elkaar aan om zo een geslaagde, gevarieerde set te vormen. Was ‘Stranger’ het definitieve bewijs dat Håstad meer dan een eendagsvlieg is, dan was deze show de kers op de taart die deze stelling nogmaals bevestigde.