Op papier was de laatste dag van Pukkelpop 2017 duidelijk de minste. We lieten de Mainstage voornamelijk links liggen en zochten zaterdag vooral de hardere optredens op. Een uitgebreid verslag van een afstandelijke Car Seat Headrest en de verschroeiende shows van Ho99o9 en Death Grips kon je eerder al lezen. Onze lichtjes uitgedroogde pennen Jens Van Lathem en Daan Leber speelden een laatste keer extern geheugen, Nathan Dobbelaere zorgde voor foto’s.
Steak Number Eight toont zich meester van de spanningsboog
Vraag niet of een festivalpubliek nog energie over heeft om op het middaguur van de laatste dag Steak Number Eight te verwelkomen, vraag wel of muzikanten die te zessen moesten opstaan om naar Kiewit te rijden nog wat adrenaline in hun set kunnen injecteren. Het antwoord dreigde aanvankelijk negatief uit te draaien. Brent Vanneste schreeuwde zich de longen uit het lijf en ging met de nodige theatraliteit tekeer op het podium van de Marquee, maar de andere bandleden concentreerden zich vooral op een afstandelijke, verheven vorm van agressie. Die evenwichtsoefening was echter nodig om de spanningsbogen in songs als ‘Charades’ – concerten op zich – tot een goed einde te brengen. Pas in het laatste kwartier ging het tempo de hoogte in en stuurden de riffs van ‘Return of the Kolomon’ ons met een glimlach de dag in. Volgende keer met iets minder daglicht alsjeblieft. (Jens)
Culture Abuse belandt net niet in de vergetelheid
Nomen est omen. De heren van Culture Abuse gooiden een boel subculturen op een hoopje in de ijdele hoop daar iets spannends uit te puren. Visueel kon je in ieder geval metal, normcore, Britpop late jaren 90 en Japanse emo aanstippen, auditief vielen de songs ergens in het veld tussen “1-2-3-4”-punk (denk Ramones) en hedendaagse postpunk (denk Eagulls). De prepostpunk van de vredelievende jongens uit Californië viel na enkele liedjes helaas niet meer van elkaar te onderscheiden. Frontman David Kelling blafte overtuigend maar beet niet, veroordeelde Trump meerdere keren voor alle haat en zag zijn concert uiteindelijk gered van de vergetelheid door twee melodische uitschieters: ‘So busted’ en ‘Yuckies’ (met meezinger “I think I hate you / I think I hate you just a little bit”). (Jens)
Goed gelachen bij Migos
Hoe smaakt een hilarische hiphopshow op een nuchtere maag? Niet dat ik enige verwachting had van Migos, want ze laten ondertussen al standaard hun dj twintig minuten draaien als opwarming. Dj Durell gaf er wel een twist aan door toch af en toe zijn social mediakanalen op de visuals te projecteren. Toen het drietal uiteindelijk het podium besteeg, beperkten ze zich voornamelijk tot het rappen van adlibs, en het flexen van Rolexen (Quavo had er maar liefst twee aan elke pols). Uiteindelijk brachten ze naar het einde toe net een tikkeltje meer van hun verses, maar het overwegend jonge publiek liet deze luie attitude niet aan hun hart komen en amuseerde zich te pletter. (Daan)
Cocaine Piss, of hoe een Luikse band voor een Vlaamse processie zorgt
Het stond in de sterren geschreven dat het hek en afstand tussen het podium en de massa (ja, massa) in de tent zelf snel gesloopt zou worden door Cocaine Piss. Na tien minuten, honderdveertig nummers en een boel ijl gescandeer dook Aurélie Poppins het publiek in en begon in cirkels te paraderen door de zaal. Haar band bleef ondertussen rustig chaotische en minder chaotische riffs uit de mouw schudden. Tien minuten, tweehonderdzestig nummers en een Vlaamse processie door de Lift later was het alweer voorbij. De Luikse band bespeelt de lijn tussen persiflage en eerbetoon met veel absurde humor en je m’en foutisme – het “Punk is not dead”-toneeltje met Kurt Overbergh als intro kan daar als mooi voorbeeld voor dienen – en moet zich nog geen zorgen maken over haar relevantie. Numerieke scores op een cijfer naar keuze zijn hier niet aan de orde. (Jens)
Glints steelt de show bij Vuurwerk
Nu beide leden van het Brusselse Vuurwerk in Londen wonen, lijkt een nieuw hoofdstad aangebroken in hun carrière. De elektronische band schotelde een heel scala aan stijlen voor, die gingen tussen dansbare electropop-met-twist, future bass, glitchy hiphop en de funky electronica die ook Pomrad zo goed kan brengen. De zanger bracht zijn vocals lekker zwoel, maar de tweede keer dat gastzanger Glints in de Castello stond was het sterkste moment van de set. Met een sterke flow bleef hij de grillige future bass en hoekige beat de baas. (Daan)
Ninetiesnostalgie met Afghan Whigs
Nu de term 90s revival te pas en te onpas gebruikt wordt, was het een interessant vooruitzicht om een band aan het werk te zien die effectief uit de nineties dateert. Afghan Whigs bleken niet veel te hebben achtergelaten in het collectieve geheugen, maar brachten wel alle elementen mee om een boel jongere mensen YouTube in te jagen: een groovy, strak op elkaar ingespeelde band, een stem als een klok en variatie in de instrumentatie (blazers, piano, cello). Spijtig genoeg leek frontman Greg Dulli de enige met zin om zich te manifesteren met forse uithalen. De band speelde verder in het dwangbuis van de groove – zelfs wanneer Dulli het afsluiten over liet aan hen – en liet tijdens enkele powerballads de set zelfs als een pudding in elkaar zakken. Met als enige hoogtepunt ‘Teenage wristbands’ van Dulli’s andere band The Twilight Singers miste Afghan Whigs de kans om nieuwe zieltjes te winnen. (Jens)
BADBADNOTGOOD opent al dansend de poort naar jazz en hiphop
De set van BADBADNOTGOOD begon eigenlijk al tijdens de soundcheck. Het viertal gaf stevig van jetje en beloofde zo er niet de kantjes vanaf te lopen op hun laatste optreden van de tour. Het optreden zelf ging er strakker en meer afgelikt aan toe, al deed drummer Alexander Sowinski wel zijn best om vuur in de zaal te brengen. Als een volleerde laatavond radiopresentator maande hij het publiek aan wakker en in beweging te blijven en eerde hij zijn kompanen. Samen met blazer Leland Whitty bewees hij dat BADBADNOTGOOD niet enkel de band van de jazzy, ritmische hooks is. Continu leken de de twee toonladders te overstijgen om melodisch extatische passages te bereiken. Terwijl pianist en bassist duchtig en geconcentreerd de fundamenten legden, voerde het duo zelfs even wat moderne dans op. Bij stukken als ‘Hedron’ zorgde die tegenstelling voor het perfecte luisterfeestje, bij meer intimistische songs als ‘Chompy’s paradise’ wachtten we vergeefs om ook dat grondwerk de diepte of hoogte te zien ingaan. Al bij al was BADBADNOTGOOD de band die het altijd moet zijn: de laagdrempelige, dansbare gateway naar jazz en hiphop. (Jens)
At The Drive-In steekt z’n broek af
Door de drukte bij BADBADNOTGOOD kwamen we een beetje later aan bij At The Drive-In, maar aan de staat van het publiek te zien hadden helemaal niets gemist. Cedric Bixler-Zavala vermaande de zaal (“You’re acting like a high school girl”, “Who passed out the Quaaludes?”), probeerde zelf met een arsenaal aan kattensprongen het goede voorbeeld te geven maar trok uiteindelijk uit pure wanhoop gewoon zijn broek uit. Zoals een groot orator ooit zei: there’s blame on both sides. ATDI heeft genoeg in zijn arsenaal om de ene zweepslag na de andere uit te delen maar verkoos dat niet te doen. Een lang uitgesponnen en ietwat gezapige versie van ‘Enfilade’ werd aan slowjam ‘Ghost tape no. 9’ gebreid, Omar Rodriguez-Lopez soleerde zich blij een weg doorheen alle onderhuidse chaos en achter deze reporter vroeg de ene muziekfan aan de andere of die wel eens van The Mars Volta had gehoord. De groep die wel op het podium stond leek even op te flakkeren met ‘One armed scissor’ maar gaf er daarna tien minuten te vroeg de brui aan. Voor de échte At The Drive-In moest je waarschijnlijk vorig jaar in de AB zijn. (Jens).
Hakken en takken met Ben UFO
Drie weken geleden mocht Ben UFO het hoofdpodium van Dekmantel afsluiten, zaterdag stond hij ietwat weggemoffeld in de Castello. Het publiek dat wel opdaagde, kende uiteraard zijn reputatie. De dj mixte naadloos alle subgenres van Britse elektronische muziek aan elkaar. Uk bass, garage en dubstep werden afgewisseld met house, techno en acid hardcore. Ook het tempo switchte continu. Het ene moment stond ik te genieten van trage techno, het andere moment kon ik mijn beste moves bovenhalen op snelle exotische drums. (Daan)
Band Of Horses geeft een mokerslag voor het slapengaan
Band Of Horses had ons laat op de avond zwaar liggen. Een eindeloze stroom aan indierockers met een heel lichte country ondertoon ging erin als zoete koek, vol melodieën die je al duizenden keren gehoord had en vergeten bent maar graag opnieuw aan herinnerd wordt. Het spelplezier spatte van de band, ook als ze gevoeliger onderwerpen als ‘No one’s gonna love you’ aansneden, en leek voor een perfect lichtzinnige Club-afsluiter te gaan zorgen. Bleek dat al die songs slechts de prelude vormden voor mokerslag ‘The funeral’. Ben Bridwell kwam alleen te staan met zijn plots gevoelige twang en kreeg pas hulp op z’n kwetsbaarst. Toch nog eentje voor het collectieve geheugen. (Jens).
Flume overtuigt niet helemaal als afsluiter
Flume verdiende zijn plaats af afsluiter van Pukkelpop volledig als je ziet hoe ver zijn invloed reikt. Eigenhandig bracht hij future bass naar de populariteit die het nu heeft. Als je ziet hoeveel volk er bij Mura Masa stond, kan je dat ergens ten dele op het conto van de Australiër plaatsen. Toen ik hem aan het werk zag op Dour, bleek hij echter een weinig interessante set te spelen. Ik gaf hem nu nog een laatste kans op Pukkelpop. Deze maal had Flume wel wat meer en leukere plaatjes om uit te putten – niet langer teren op slechts een album is een must als afsluiter. Met een drumpad en keyboard kregen we meer dan een dj-set, en vooral tijdens de gelaagde overgangen tussen nummers wist hij mij te verrassen. Op de remix van Lordes ‘Tennis courts’ was het als vanouds heerlijk gek dansen, maar mijn persoonlijk hoogtepunt waren toch de twee samenwerkingen met Vince Staples. Desondanks was ik achteraf niet helemaal overtuigd. Voor zo’n prominente plek mocht Flume ons wel iets meer geven. Qua podiuminkleding was het magertjes, en ergens had ik ook wel gehoopt op enige livezang. (Daan)