“I’m sorry if this is a bit too rock ’n roll for you’, gniffelt William Fitzsimmons halverwege zijn optreden op Sziget. Of hij dit nu bedoelt omdat er wel erg weinig publiek zich heeft begeven richting A38-tent of omdat het merendeel daarvan ook nog eens rustig op de grond zit, is onbekend. Het is namelijk ook vrijdag, Sziget is inmiddels vijf dagen omringd door een schroeiende hittegolf en bovendien is het ook nog eens etenstijd en maracas party aan de main stage. Maar wie blijft kijken naar de set van de Amerikaan, komt allerminst van een kale reis terug.
Erg vrolijk wordt een mens natuurlijk niet van de muziek die de singer-songwriter brengt. Geïnspireerd door bijvoorbeeld zijn verleden als therapeut en de late echtscheiding van zijn ouders, brengt Fitzsimmons muziek die eerder past bij een haardvuur terwijl het buiten pijpenstelen regent. Tergend liefdesverdriet (‘Josie’s song’, ‘I had to carry her’ of ‘Falling on my sword’) wordt vloeiend bezongen door de man, geflankeerd door een band die haar plaats weet en de spotlight geheel aan de frontman overlaat.
Hoewel dit een set is die niet meteen tot zijn volle recht komt op een festival, is het moeilijk om niet geboeid te blijven kijken richting podium, hetzij dan gezeten tegen de schors van een schaduwrijke boom naast de tent. Fitzsimmons trekt alle aandacht naar zich toe met beklijvende zang die vrijwel recht naar het hart gaat en hoewel de troosteloosheid gewoonweg niet te rijmen valt met de vrolijkheid die van dit festival spat, vormt het optreden zonder meer een van de meest aangename onderbrekingen door een oase van rust te creëren. En zo wordt een mens daar toch nog een beetje gelukkig van.