Rock Herk was dit jaar toe aan een jubileumeditie, en het zou een speciale worden. Voor het eerst in de 30 jarige geschiedenis van dit traditioneel erg sfeervolle Limburgse festival, zag de organisatie zich genoodzaakt entreegeld aan te rekenen. Denk daarbij de onheilspellende weerberichten en we kunnen ons levendig voorstellen dat het voor de initiatiefnemers bang afwachten was of het doorgaans hondstrouwe publiek ook nu zijn weg vond naar het gezellige Park Olmenhof. De eerste dag staat volledig in het teken van de dancemuziek, en al snel blijkt dat deze vrees op het eerste zicht ongegrond was. Terwijl het hoofdpodium varieert tussen trance, house, rave en techno, komt een erg jeugdig publiek en masse af op de onvermijdelijke dubstep die de Vice Club aanbiedt.
De eer dit podium in te wijden is echter weggelegd voor het Brusselse trio electric)noise(machine. Aangevuld met het epitheton snoeihard, dekt de groepsnaam de genrelading volledig. Hun zanger/brulboei schreeuwt zijn stem herhaaldelijk aan flarden, en het is meteen ook de laatste keer dat we op deze dag een gitaar en drums te zien krijgen.
De rest van de avond staat zoals gezegd in het teken van de dubstep, en hoewel we de programmatie uit economo-organisatorisch standpunt zeer zeker kunnen begrijpen, laat deze je artistiek soms wat op je honger zitten. Al te vaak kiezen de artiesten immers voor snel succes, en verarmen ze de muziek tot louter volksvermaak. Getuige daarvan het aantal keren dat we commerciële grootheid Skrillex schaamteloos gekopieerd zagen. Twee acts weten zich echter te onttrekken aan deze middelmatige poel van makkelijk scoren, en steken er wat ons betreft bovenuit.
Vooreerst heb je de Californische Eskmo die voor een integere maar moeilijke weg kiest. De sympathieke Amerikaan probeert duidelijk een verhaal te vertellen, en bouwt zijn set zorgvuldig op. Daardoor komt deze misschien wat traag op gang, en vereist hij de nodige concentratie van de luisteraar. De beloning voor de aandachtige volger is echter navenant. Eskmo samplet ter plaatse geluiden gaande van scheurend papier en plastieken drankflesjes tot meer traditionele percussie. Samen met zijn etherische postpunkvocalen zorgt dit tussen al het dj-geweld het meest voor een live gevoel. Hij smeedt een mix van triphop, dancehall reggea, funk en een vleugje rock tot een intrigerend geheel.
Verder vinden we ook de bevlogen set van The Gaslamp Killer het vermelden waard. Hij maakt gebruik van een uitgebreide platenkast die van heel goede smaak getuigt, en brengt dit alles met een aan waanzin grenzende indringendheid. William Bensussen deelt zijn optreden op in drie stukken, waarbij de oorsprong van de dominerende samples chronologisch op elkaar lijkt te volgen. Om het simpel te zeggen, beginnend bij The Beatles om via N.W.A. en andere old school hiphop te eindigen bij een geschifte variant van moderne dubstep. Zijn gedreven vlieg- en stuntwerk achter de draaitafel maakt op de aanwezigen een onuitwisbaar aanstekelijke indruk.
Hoewel we uiteraard hier en daar nog interessante geluiden in het dance kamp bespeurden, keken we toch reikhalzend uit naar de eerste echte livebands van de volgende dag.
Als Limbomania-winnaars mogen de jongens van Polaroid Fiction in de vroege namiddag de Main Stage op gang trekken. Het jeugdige trio combineert de ritmeveranderingen van hun illustere voorgangers Evil Superstars met de tweestemmigheid van Metal Molly. Niets nieuws onder de zon dus, al verraden vooral hun hardere stukken zeker potentie, mits ze nog wat aan hun samenspel schaven. Een opgemerkte cover van Macca’s ‘Live and Let Die’ geeft aan dat het qua energie allemaal wel snor zit, maar dat de dynamiek nog een stuk beter kan.
De ravissante Dum Dum Girls weten niet echt te overtuigen. Tegen het eind van hun doortocht is er weliswaar wat beterschap te merken, maar ze worstelen een optreden lang met hun geluid – het blijkt schier onmogelijk om de zang feedbackloos door de muziek te krijgen – waardoor hun op een surfbeat steunende retro-pop niet helemaal tot haar recht komt. Ze brengen een eerder statische set, waarbij je net iets teveel moeite moet doen om een prachtig nummer als ‘Bedroom Eyes’ uit het rommelig aandoende geluidstapijt naar boven te halen.
En wat gebeurt er ondertussen in de Vice Club, vraag je je af? Hier staat tot de late avond voornamelijk hardcore metal geprogrammeerd, waarvan we vooral de energieke en technisch hoogstaande prestatie van Architects onthouden. Uitzondering in de line up vormt Steak Number Eight die misschien wel voor hét hoogtepunt van het festival zorgen. De doorgaans goed gevulde tent barst helemaal uit haar voegen, terwijl van binnenuit mokerslag na mokerslag wordt uitgedeeld door het jonge West-Vlaamse viertal. Ze combineren jeugdige onstuimigheid met technische kunde en toch een zekere vorm van muzikale maturiteit, waardoor ze bij momenten doen denken aan een geüpgrade versie van de Melvins ten tijde van ‘Gluey Porch Treatments.’ Onder hun bezwerende en gepassioneerde sludgerock, aangedreven door het imposante drumwerk van Joris Casier en woest afgewerkt met de oerschreeuw van Brent Vanneste, vormen de individuele kijkers zich om tot één deinende, loomgroovende massa.
Heel wat gepolijster gaat het er aan toe bij de Zweden van EF die Rock Herk met hun enige optreden van het festivalseizoen vereren. Frontman Thomas Torsson charmeert al snel het publiek door meer dan enkele ingestudeerde woorden Nederlands te praten. Ze brengen een lichtvoetige vorm van postrock met een indiepopsound, waarbij de zachtere stukken gebruikt worden om zijsprongen te maken naar andere stijlen zoals ambient, folk en trance. Het spelplezier dat ze uitstralen werkt aanstekelijk, en, zonder echt te overweldigen, kan hun passage sowieso als sympathiek en geslaagd bestempeld worden.
The Raveonettes reserveren sfeerschepping voor op plaat, en brengen een gebalde indierockset. Geheel op maat van een gitaarhongerig festivalpubliek grasduinen ze doorheen hun uitgebreide oeuvre, en brengen een soort best of. Onder andere bij ‘Love in a Trashcan’ knallen de in bakken galm gedrenkte garagesurfgitaren van Sune Rose Wagner uit de boxen. Naar het einde toe sluipen enkele tragere nummers de set binnen, wat de variatie ten goede komt.
Ook Black Box Revelation kiest voor een soortgelijke aanpak en eindigt met twee meer slepende nummers waarbij ruimte is voor rauwe gitaarimprovisaties. Hun van hits doorspekte, stevige bluesrock slaat merkelijk aan, een handvol nummers wordt uit volle borst meegebruld, en voor het eerst lijkt, geholpen door een fikse regenbui, de Main Stage tent veel en veel te klein. De geluidsmuur die ze slechts als duo optrekken blijft indrukwekkend, en we kunnen niet anders dan opmerken hoe Paternosters vocaal nasale uithalen steeds meer neigen naar de britpop van Oasis of The Verve.
De hieropvolgende melancholische grungerock van Dinosaur Jr kan duidelijk eveneens op veel bijval rekenen. Aan het aantal bandshirts op de wei te zien, daagde menigeen speciaal op voor deze bastaardzonen van Neil Young. Het trio put vooral uit ouder werk, klassiekers als ‘The Wagon,’ ‘Feel the Pain’ en ‘Freak Scene’ laten de tent ontploffen, en J. Mascis legt bloot hoezeer de Limburgse toeschouwers nog eens snakten naar een ouderwets uitgesponnen, vlammende gitaarsolo.
Terwijl de berichten die ons uit Dour bereiken, anders suggereren, vormt Dinosaur Jr, samen met The Raveonettes en Black Box Revelation voor de toeschouwers duidelijk de top of the bill. Het is eigenaardig hoe een publiek toch collectief van elkaar kan verschillen. Terwijl de drie voornoemde bands als enigen de Main Stage deden volstromen, laten de meeste festivalgangers deze vanaf nu wat links liggen.
Nog even melden dat verschillende optredens elkaar overlappen, en we tussendoor nog enkele nummers konden meepikken van The Death Set. Hun van hiphop doorweven electropunk drijft hoofdzakelijk op het losmaken van een agressieve energie. Daarin slagen ze met verve, en waarschijnlijk lag het aan onze timing, maar tijdens onze aanwezigheid brachten ze vooral covers/remixen, waardoor het dj gevoel toch wat hard de kop opstak.
Terug op het hoofdpodium blijkt, zoals gezegd, dat het Herkse publiek niet echt zit te wachten op de nochtans goed gebrachte synthpop van We Have Band. Tijdens opener ‘Where Are You People’ is de tent nauwelijks voor een derde gevuld, en hoewel een aantal mensen druppelsgewijs hun weg richting podium vindt, blijf je opvallende veel adem- en bewegingsruimte overhouden. Na het sterke ‘Tired of Running’ evolueert de set resoluut in de dancerichting.
Hiermee werd meteen een mooie overgang gemaakt naar de dansbare electropop van Yuksek. De Fransen kiezen voor een discokitch aanpak, en krijgen de vlam niet echt in de pan, daarvoor is de tent wat leeg. Wie echter bleef kijken, mocht zich verwachten aan een overtuigende en meeslepende poppy mix van dance, hiphop en funk. Tijdens afsluiter ‘Tonight’ blijkt echter dat een groot deel van de toeschouwers zich aan de toog reeds wijdden aan het wegwerken van hun overgebleven drankbonnen, het festival afsloten in de Vice Club, of simpelweg huiswaarts waren gekeerd.
Niet gediend door de weergoden, heeft Rock Herk er een muzikaal gevarieerde en geslaagde 30ste editie opzitten. Opvallend was dat de Limburgse toeschouwers vooral gecharmeerd werden door rauwe rockgeluiden. Verder kunnen we enkel hopen dat de organisatoren volledig uit hun kosten komen, zodat een volgende jaargang probleemloos een feit kan blijven.