Foto’s Bart Vander Sanden, verslag Bert Scheemaker
Het was opvallend rustig in de Botanique gisterenavond. Slechts één concert stond er gepland, en dan nog in de Rotonde, de kleine maar uiterst gezellige zaal. Willy Moon zou er spelen, luttele dagen nadat zijn debuutalbum ‘Here’s Willy Moon’ uitgebracht werd. Merkwaardig genoeg was het concert niet uitverkocht, ondanks de kleine hype die er toch al was ontstaan. Heer is het woord dat de man het best omschrijft: strak in het pak, ogenschijnlijk weggelopen uit de reeks Mad Men, een onbeschrijfelijke cool en een sterke stem. Het hoeft geen verder betoog dat we razend benieuwd waren.
Maar eerst was het tijd voor The Family Rain. Die driekoppige band bleek een echt familieproduct te zijn. De gebroeders Walter, met drummer Tim en zanger/bassist Will als zijnde een tweeling en gitarist Ollie als oudere broer, mochten openen en deden dat in stijl. Ons deed het denken aan de vroegere Kings Of Leon, toch zeker qua muziek: de vette gitaarlijntjes, de stevige sound. Ook de looks hadden ze mee: leren jacks, baarden en lange wilde haren waarvan ons moeder zou zeggen dat we erbij lopen als Beatles. Het nam ons plotsklaps mee terug naar 2007, lang voor het succes van ‘Sex On Fire’. Van een copycat is daarentegen geen sprake, daarvoor is de stem van Will simpelweg te verschillend. Die neigt eerder naar Justin Hawkins, de frontman van The Darkness. The Family Rain rockte alleszins de Rotonde. Aan de nummers op zich is nog wat werk, zeker op het vlak van teksten, maar er staat wel een band met een uitstraling en geluid die nu al klaar lijken te zijn om stadions plat te spelen.
Dan was het tijd voor Willy Moon. Op het podium liet hij zich bijstaan door twee vrouwen, eentje achter de drumkit en eentje op gitaar, al was de Nieuw-Zeelander zelf zonder twijfel de ster van de avond. De man ademt show uit. Hij verloor weinig tijd en vloog er meteen in met ‘I’m Shakin’, een cover van Little Willie John, die waarschijnlijk beter bekend is in de versie die Jack White opnam voor zijn soloalbum. Ons viel vooral op hoe Moon danste en zong. De microfoon heeft geen twee minuten gekend zonder dat het ding rondtolde in zijn handen of in zijn mond werd gepropt om er daarna een oerkreet in te schreeuwen. Het pak van de zanger moet van goeie kwaliteit zijn, want hij vond er niet beter op dan meer dan de helft van zijn optreden rond te lopen als Quasimodo: voorovergebogen met een kromme rug en zodanig diep door de knieën dat wie van achter stond hem nog met moeite kon zien. Zelfs als je op de kleine verhoging stond of zat.
De nummers vlogen er alvast in sneltempo door. Nu hadden we niet bepaald een al te lang optreden verwacht, het debuut van Willy Moon duurt tenslotte nog niet eens een half uurtje, maar dit moordende tempo hadden we toch ook niet zien aankomen. In het eerste kwartier vuurde hij zonder verpinken vijf songs op ons af, waaronder het uiterst catchy ‘She Loves Me’ en het iets rustigere ‘Railroad Track’, dat zowel live als op plaat tot het betere werk behoort en doet denken aan ‘Jesus Walks’ van Kanye West. Wie evenwel verwachtte een avondje achteloos te kunnen shaken op zijn rock-‘n-roll met hiphopinvloeden kwam bedrogen uit. Live profileerde het trio zich veeleer als een echte rockband. Dat de speciale effectjes, beats en andere technische snufjes niet live werden gebracht maar uit de laptop kwamen droeg daar zeker toe bij, hoewel zowel het spel van de drumster als dat van de gitariste zodanig strak en vol overgave was dat Moon de Rotonde omtoverde tot een groezelige garage waar gewoon erg opwindende rock werd gespeeld. En dat het soms hard ging is een understatement. Zo werd ‘Get up (What You Need)’, met opnieuw een West-sample, net niet omgetoverd tot een metalnummer.
Moon schudde daarna nog onder meer een covertje uit zijn mouw, ‘I Put A Spell On You’ van Screamin’ Jay Hawkins, om ook nog even alle registers open te trekken met een vlammende versie van zijn hit ‘Yeah Yeah’, onmiddellijk gevolgd door de doorbraaksingle ‘I Wanna Be Your Man’. En de ingeweken Londenaar voelde zich in zijn sas en ook een beetje wild waarschijnlijk. Hoe verklaar je anders dat de zanger het woordje “beat” verving door een duidelijk gearticuleerd en beklemtoond “shit” in ‘Yeah Yeah’?
En dan plots, iets voor tien, was het allemaal gedaan. Een groot half uurtje, mogelijk een kleine drie kwartier, meer had Willy Moon niet nodig om ons te overtuigen van zijn kunnen. Met beperkte middelen, zonder visuele extra’s, zonder iets anders dan zijn eigen showgehalte en twee bevallige jongedames pakte hij ons moeiteloos in. Opwindend, strak, goed, dat zijn de adjectieven die we ons gaan herinneren binnen enkele maanden als we aan deze avond gaan terugdenken. En dat de jongeman in pak soms lijkt op Frankenstein als hij zingt. Het zegt veel over zijn kwaliteiten dat we er geen nachtmerries aan overhouden, maar enkel een kamerbrede glimlach.
De Botanique programmeert binnenkort ook nog onder meer Theme Park (20.04), Balthazar (30.04) en Unknown Mortal Orchestra (11.05). Alle info en tickets vind je op de website van Botanique.