Na een pittige prefestivalparty en een verzengend hete ochtend brak donderdagmiddag eindelijk de start van het Dour Festival aan. Op het programma stonden Darkside, Mount Kimbie en veel meer avontuurlijks.
Foto’s door Xavier Marquis, verslag door Thomas Konings
Aftrappen deden we echter met Son Lux, de Amerikaanse artiest die het commercieel avant-gardisme van Alt-J combineert met het klankenpalet van Sufjan Stevens’ ‘The age of adz’. Gisteren toonde de muzikant in een verrassend vol La Petite Maison Dans La Prairie waarom zoveel mensen gek zijn van hem. We kregen ingenieuze liedjes voor de kiezen, die qua timing steeds opvallend sterk bleken en door de man zijn band immer indrukwekkend gebracht werden. Een stekelige gitaarsound zorgde voor een constante groove en de slimme, tegendraadse percussie viel op door haar frivoliteit. Tijdens ‘Lanterns lit’ konden we enkel maar denken dat School Is Cool hun new-weird-stijl beter zouden afstemmen op het niet zo ver afwijkende geluid van Son Lux, dat is namelijk heel wat relevanter dan de gepasseerde barok van Arcade Fire.
Daarna kon de oudste buzzband van het moment al het goede bevestigen dat we reeds over hen lazen. De vier veertigers van Future Islands slaagden daar met glans in. Samuel T. Herring toonde zich met zijn heerlijke grom het alfamannetje van de groep, tegelijkertijd doorbrak hij ook genderstereotiepen met zijn beruchte spasmen. De zanger toonde verder enerzijds ervaring, het podium leek namelijk zijn natuurlijke habitat, en werkte zich anderzijds uit de naad om het zijn fans naar hun zin te maken. Muzikaal gezien zat het ook wel goed met de show. De sound van de groep was vol en dansbaar, de kruising van synthpop en new wave klonk zo fris als je het wenste. Veel van het gespeelde materiaal kwam uit de laatste plaat en hitje ‘Seasons (waiting on you)’ bracht het gewenste stomende feestje. Future Islands stonden op scherp en Dour heeft het geweten.
De match moest eigenlijk niet gespeeld worden; dat Dour als een blok zou vallen voor Chet Faker was op voorhand al duidelijk. De vraag was dus niet of de Australiër het zonnedorp zou veroveren, maar hoe hij dat zou doen. Het antwoord daarop was een afwisselende set die perfect paste op de zweterige dag. De bebaarde artiest liet de ene keer zijn gouden strot primeren boven zijn producties en liet de andere keer zijn vocals net in dienst staan van de elektronische spielerei. Verder speelde de hitsensatie enkele nummers met band, terwijl andere songs solo gebracht werden. Al bij al vormde het concert een aangename ontspanning bij het zomerse weer, maar bleken de man zijn liedjes toch iets te licht om een grote zaal als de Dance Hall in te pakken.
Ondergetekende zag Mount Kimbie twee keer teleurstellen omdat de omstandigheden niet geschikt bleken, vandaag kregen de Britten een laatste kans in het Kleine Huisje dat wel voor hen gemaakt lijkt. Het trio bracht een optreden dat vooral erg ontspande dankzij de dromerige aard van hun post-dubstepmuziek. Het publiek wiegde drie kwartier heen en weer, zwaar gedanst werd er pas in het laatste kwartier wanneer het drietal met echte erupties op de proppen kwam in de vorm van het stuwende hoogtepunt ‘Field’. Hoewel we hier niet te maken hebben met een pure popformatie of een dansvloeract, mocht de muziek toch wat potiger, ‘Made to stray’ bijvoorbeeld heeft daar ook zeker potentieel voor.
In dezelfde tent toonde Darkside een uur later waarom de groep één van de beste liveshows van het moment heeft. In hun opvallende jam-stijl ging het duo weer van extase naar extase terwijl er ook tussen die climaxen door steeds hoogspanning in de lucht hing. Vooral in het eerste deel leken Jaar en Harrington voor chemie te kunnen zorgen. In de tweede helft van de set bleef een spannende apotheose na ziedende, door gitaar gekleurde opbouwen iets te vaak uit. Dat compenseerde het tweetal daarna evenwel met een verschroeiend slot in ‘Golden arrow’. Dankzij de stevige tempoversnellingen en de intrinsieke kracht van de song werd dat ook meteen het hoogtepunt van de dag. Tot slot maakten deze twee heren nog maar eens het belang van een goede lichtshow duidelijk. Het visuele aspect is bij concerten dat extraatje dat het geheel af kan maken.
We sloten de eerste festivaldag af in de Jupiler Boombox, waar een trapavond op het programma stond. De Spanjaard Sinjin Hawke bracht een eigenzinnige variant van het genre, eentje die minder groots klonk dan wat bekendere artiesten fabriceren. Dat zorgde in een eerder lege tent voor een boeiend eerste deel van de show, maar werd na verloop van tijd wel een beetje saai. Anderhalf uur vullen is dan ook geen sinecure. Daarna mocht Baauer achter de draaitafel. Hij is natuurlijk bekend van ‘Harlem shake’ – die de Amerikaan overigens uit zijn set bant – en laat ook in zijn platenkeuze een voorkeur voor ongeraffineerde songs horen. In een afwisselend optreden schotelde de producer cultureel en iets minder cultureel verantwoorde kneiters voor, gaande van Congorocks electro, over Rustie zijn rave, tot de pretmuziek van Major Lazer en Danny Brown-hiphop. Dankzij die grote diversiteit verveelde de performance geen minuut en verder zorgde een grote vaart voor een vermoeiende, maar uiterst dansbare tijd.
Dour gaat nog drie dagen hard door. Voor info en tickets bezoek je de website van het festival.