Het begint stilaan menens te worden in Humo’s Rock Rally – dat zie je aan het hoge percentage strakke zwarte broeken op het podium en hoor je aan de talrijke foutieve aankondigingen van Luc Janssen. Al moet het gezegd: ‘eightees verantwoord’ (over Whispering Sons) hadden we graag zelf bedacht. Het kaf zou ondertussen van het koren gescheiden moeten zijn, en het was aan de tien bands om te bewijzen dat ze overeind konden blijven in de maalmolen van de Rock Rally. Dat ging met wisselend succes terwijl de groepen muzikaal vervaarlijk dicht tegen elkaar aan schuurden. Leuk voor de jury dat ze tijdens de selectie hun neuzen in dezelfde richting kregen, maar het leverde gisteren een bij momenten uniform, soms zelfs saai programma op.
De Humo’s Rock Rally karavaan hield gisteren stand in Trix. Tien bands gaven er het beste van zichzelf, en André Joosse ging voor ons foto’s maken. Het verslag is van Mattias Goossens.
Veel had natuurlijk te maken met de loting die – zo gaat dat met lotingen – door onschuldige handjes getrokken werd. The Insect Soldiers Of The Sky mochten zo alweer de spits afbijten, een taak waar ze zich al een paar keer van kweten. Het is ondertussen al de derde deelname van de heren uit Peer en omstreken, en ze waren vastbesloten om te tonen hoe breed hun muzikale spectrum zich uitstrekt. Van lijzige Ought-impressies over een gebalde cover van ‘Hotline bling’, tot een vederlichte, aan Air Traffic doen denkende piano in ‘Hoth princess’: het kan voor de Soldiers nog alle kanten uitgaan, misschien deze keer zelfs naar de finale.
Er werd door alle groepen gretig naar het verleden gerefereerd, maar het was Whispering Sons dat er vroeg op de avond het beste mee wegkwam. Jim Morrison in een parka hijsen bleek live beter te werken dan je op papier zou vermoeden, en ook hun eigen, in kraut- en postrock gedrenkte nummers maakten indruk. Dat kwam mede door frontvrouw Fenne Kuppens, die naast een fenomenale stem over genoeg podiumpresence beschikte om de concurrentie het nakijken te geven. Hier lag de lat voor de rest van de avond, en daar limboden de volgende groepen helaas al te vaak vlotjes onder.
Neem nu Billie Rodney. Fijne altpop waarin even veel blues als Franse chanson doorschemerden en niet zou misstaan op een middelgroot festival. Alleen moet je dan inzetten op catchy oorwurmen of volop gaan voor breekbaarheid, en dat ontbrak nog te veel. Waarmee we zeker niet willen zeggen dat het niet ‘mooi’ was, al is zo’n lege term niet waar je als kandidaat van de Rock Rally op hoort te mikken.
Als winnaar van De Zes hadden Tin Fingers misschien wel het meest te bewijzen in eigen huis. Gelukkig had de band er deze keer duidelijk zin in. De nummers van op hun ep ‘Rooms on rooms’ klinken ondertussen zo vertrouwd in de oren, en de synthsolo’s en harmoniezang wordt als vanouds uitgespeeld als grootste troef. Heel goed gebracht allemaal, al hebben we het al zo vaak gehoord dat Tin Fingers bij momenten verzandt in muzikale navelpluis.
Vlaanderen blijft vrij conservatief z’n status als gitaarstreek koesteren, dus we waren bijgevolg maar wat blij dat Rewind Productions de zaal kwam wakkerschudden. 3000 Leuven was duidelijk present en bespeelde met veel show en lef het publiek. Aanvankelijk verzandden ze nog iets te vaak in gebruikelijke clichés – rappen over Ferrari’s en bitches is nogal sneu als je net zelf een pintje mag bestellen op café. Dat gezegd zijnde was het vooral rapper DYCE die de microfoon zwaaide terwijl hij zijn talenknobbel etaleerde. Uiteindelijk losten de zenuwen op, en tijdens de haast symfonische afsluiter kregen we eindelijk de indruk dat het trio echt wat gemeende maatschappijkritiek had. Dat hun korte doch krachtige passage achteraf ontsierd werd door een ongemakkelijk akkefietje tussen Luc Janssen en een fan op de eerste rij was dan ook behoorlijk jammer.
Woew woew, Equal Idiots raasde voorbij en voor we het doorhadden kregen we een paar welgemikte kniestoten te verduren. Het leek alsof de rest van de zaal eveneens op snelheid gepakt werd, want de animo beperkte zich tot de eerste twee rijen. Dat is minder de schuld van Equal Idiots dan van de organisatie, die er beter aan had gedaan om de optredens in de kleinere clubzaal onder te brengen. Een mak publiek mag dan wel inherent zijn aan dit soort rockconcours, maar van Equal Idiots weten we dat ze gewoonlijk moeiteloos de massa in beroering brengen. Het hield hen echter niet tegen om met veel goesting en gekke bekken hun gebalde set erdoor te jagen, inclusief herkenningsmomentje ‘Salmon pink’. Woew!
Kasablanka trok dan weer de kaart van catchy indiepop met een opzichtige cover van Phoenix’ ‘Everything is everything’. Bleekschetenfunk werd gekruist met korte intermezzo’s die zo vanop ‘Currents’ leken te komen. Een recept dat tien jaar geleden ongetwijfeld fris had geklonken, al leverde het nu vooral heel wat ‘Ah ja’-zuchtjes op. Meer van dat tijdens The Pink Syrups, een groep vrienden die waarschijnlijk ooit als coverband menige kampvuuravond opleukten en vervolgens beslisten om zelf nummers te gaan schrijven. We blijven het tot vervelens toe herhalen: heel leuk, maar mag het alsjeblieft wat méér zijn?
Indien je de laatste maand een trendwatcher gesproken hebt, weet je ongetwijfeld dat de nineties helemaal terug zijn. Evenals de eightees, de seventies en de sixties overigens. Garbage Dreams is gaan loeren naar wat er in hun geboortejaar zoal gebeurde in de alternatieve muziekwereld, en bricoleerde daaruit zijn eigen geluid. Het siert hen dat ze daar mee wegkomen en nooit al te opzichtig staan te copy-pasten (alhoewel the Britpop strong is in this one). Wel jammer dat zanger Mathias Balemans zich zo moet forceren achter zijn microfoon om boven de gitaarmuur uit te komen en de band zo aan slagkracht inboet. Dat de outro van hun laatste nummer tot vervelens toe werd uitgerokken kwam de impact ook niet ten goede. Weten wanneer het welletjes geweest is: ‘t is een lovenswaardige eigenschap.
Die bedenking ging ook op voor de Rock Rally an sich. Naar analogie met eerdere bands dook Shun Club in z’n cd-collectie en putte daar een mengeling tussen ‘Electro-shock blues’ en ‘In a bar, under the sea’ uit. Hun cover van Becks ‘Modern guilt’ paste prachtig binnen dat plaatje, en mits wat schaaf- en sleutelwerk lonkt de dagprogrammatie van Studio Brussel nu al. Of dat tegenwoordig nog het nastreven waard is, laten we in het midden.
Samengevat maakte Whispering Sons het meeste indruk en bevestigden Tin Fingers en Equal Idiots hun status. Rewind Productions maakte ook een goede beurt, al hebben ze momenteel nog te weinig in handen om langer dan tien minuten te overtuigen. Verder kregen we vooral veel herkauwingen en adaptaties van groepen waar de deelnemers fan van zijn, zonder daar echt iets nieuw of verrassend mee uit de hoek te komen. Er speelt tegenwoordig zo veel op muzikaal vlak, dat deze halve finale te hard aanvoelde als een eerbetoon aan het verleden. Laat dat maar over aan de groepen die op het feestje van het twintig jarig bestaan van de wedstrijd komen spelen: van de winnaar uit 2016 verwachten wij dat die met twee voeten in het heden staat.