Doorheen hun loopbaan hebben de jongens van Foals steeds underdogmuziek voor underdogs gemaakt. Terwijl alle gevestigde instanties en coole klasgenootjes de bekende post-punk-revival-acts steunden, was de groep een interessanter, avontuurlijker alternatief voor die heersende sound. Het lijkt ook alsof de Britten zelf moesten strijden tegen landgenoten als Arctic Monkeys, Franz Ferdinand en Bloc Party, en altijd het onderste uit de kan moesten halen om hun deel van de buit binnen te halen. Je kan het zelfs aan de Oxfordse jongens hun muziek horen: al vanaf het debuut ‘Antidotes’ klinkt de band eerder zwoegend dan helemaal comfortabel. Yannis en co daagden dan ook altijd de status quo van radiorock uit; eerst met broerige mathrock, later met de gedetailleerde sound van ‘Total life forever’ of opvallend harde en zachte nummers van ‘Holy fire’.
Bij de release van het laatste nieuwe album ‘What went down’ scheen er echter heel wat veranderd. De meeste generatiegenoten, en dus de acts waar Foals zich tegen afzetten, hadden intussen al hun relevantie verloren en met ‘My number’ had het vijftal ook een hit die hen in de mainstream katapulteerde en hen, vooral in het thuisland, een plekje op de grootste podia bezorgde. En ook de luisteraar had intussen een evolutie doorgemaakt: in mijn geval introduceerde de groep me tot een hele nieuwe, spannende kant van de muziekwereld en anno 2015 werd hun muziek eerder veilig bevonden. De vierde langspeler was een logisch, maar soms spijtig gevolg van de gewijzigde omstandigheden. De gewezen outsiders hadden niets meer te bewijzen en dat resulteerde in een plaat die bij momenten nogal gevaarloos en gemakkelijk aanvoelde en hun verworven positie vooral wilde veiligstellen. Daarnaast was het bandgeluid net als ik volwassen geworden en deed ‘What went down’ vermoeden dat onze gelijktijdige groei voorbij was en het leven verderging met een minder prominente rol voor de Britse indieboys.
Op die manier begonnen de heren voor mij (en waarschijnlijk nog voor een heleboel anderen in het publiek) dan toch als underdogs aan hun optreden in onze hoofdstad: ze moesten tonen dat onder die coole/koele poses nog steeds de hongerige honden van weleer schuilden. Daarnaast werden ze ineens gedwongen nog een tweede gevecht leveren, dat tegen het erbarmelijke geluid van Vorst Nationaal. Zolang die verschrikkelijke zaal in gebruik blijft, zien we het als onze plicht om keer op keer weer te herhalen hoe pretbedervend ze werkt. Gisteren waren het vooral de kwieke, geraffineerde nummers van ‘Antidotes’ die bleken te verzanden in verschrikkelijke akoestiek van de zaal. De finesse van ‘Red socks pugie’ ging wat verloren en de aanloop naar de spetterende finale van ‘Two steps twice’ miste zo de juiste punch. Verder verzoop ‘Inhaler’ in de geluidsbrij. Nochtans schoof het quintet vooral de grootste, meest arena-waardige nummers naar voren en was dat bovendien een gouden zet om enigszins recht te blijven qua sound. Een song als ‘A knife in the ocean’ miste verfijning, maar klonk nog steeds fucking episch.
Philippakis en zijn crew toonden zich gelukkig hardwerkende muzikanten die alle nodige inspanningen deden om het publiek aan het einde van de avond met een lach op het gezicht en een t-shirt in de hand naar huis te doen gaan. Met een setlist die genoeg teruggreep naar het oudere materiaal ging het er gretig aan toe: zinderende gitaren, schreeuwende zang en groots opgezette geluidsmuren bewezen waarom de band binnenkort de grootste Britse festivals mag headlinen. Momenteel is er namelijk geen andere gitaaract van die grootte in het circuit die zo diep wil gaan. En het punt is dat de rockers zich niet alleen onderscheiden omdat ze in tegenstelling tot de meeste andere grote namen wel serieus hun best doen om het beste van een show te maken, ook liet Yannis dinsdagavond voelen hoe natuurlijk die aanpak voor hen is. We hoorden geen gierende gitaren omdat het graaf (zie Royal Blood) of grotesk (zie Muse) was, wel omdat het zo rechtstreeks uit de buik kwam en vergezeld ging van doordringende vocals. Waar veel gelijkaardige acts puur inspelen op een imposant geluid, bleken de jongens alweer op te vallen met hun gevoel voor gevoel: zelfs een song als ‘Spanish sahara’ kreeg zo’n invulling dat ondanks de schaalvergroting en het onnodig geklap toch de emotie grotendeels intact bleef.
Hoewel Foals binnenkort definitief zullen moeten kiezen tussen een veilige verderzetting van de huidige sound of een spannendere evolutie naar een nieuwe bestemming, zit de groep nu even in een aangename positie: met het festivalseizoen voor de deur kan ze even haar duivels ontbinden met de emotionele en intense rocknummers uit haar oeuvre. En hoewel het vuur er op plaat misschien wat uit lijkt, drijft het de Britten op het podium duidelijk nog wel.