Het was tijdens de dwarse riff van ‘Brainy’ dat het ons begon te dagen dat The National ‘Boxer’ integraal zou spelen in Vorst Nationaal – een wereldprimeur. Exact tien jaar, vijf maand, achttien dagen en eenentwintig uur nadat dat melancholische hoogstandje op de wereld werd losgelaten, kroop Aaron Dessner achter zijn piano om ‘Fake empire’ te zetten, dat gefluisterde indie-anthem dat voor velen de eerste kennismaking met de band was. Het was de start van een optreden dat door de ‘Boxer’-stunt in twee delen uiteenviel en gemengde gevoelens losmaakte.
Foto’s door Dimly Lit Stages.
Natuurlijk waren we blij om zeldzame ‘Boxer’-nummers als ‘Green gloves’ en ‘Ada’ te horen. Alleen hadden ze in Bozar, waar de groep normaal twee shows zou spelen, nog zo veel innemender geklonken. Het was pas met opvolgers ‘High violet’ en ‘Trouble will find me’ dat The National uitgroeide tot stadiongroep, mede dankzij de veel grootsere anthems die op die albums te vinden zijn. ‘Boxer’ zat in Vorst in een veel te grote doos verpakt, en dat leek de band tijdens de uitvoering ervan in te zien. “Man, this is a sad record” zuchtte frontman Matt Berninger alvorens ‘Racing like a pro’ in te zetten, en ook de rest van de band leek te beseffen dat een setlist nauw samenhangt met de setting. Het verjaardagsfeestje was een goed concept, maar de locatie leende zich er matig toe. Deze derde passage in Vorst was zelfs niet uitverkocht. Had de band op voorhand aangekondigd dat ze ‘Boxer’ in z’n volledigheid zouden spelen, hadden misschien meer mensen zich richting de zaal gewaagd. De afwezigen misten onder andere vaste setlist-gasten ‘Squalor victoria’ in een furieus jasje, en een prachtig ‘Slow show’ waarin Bryce Dessner z’n gitaar met een strijkstok streelde.
Er was uiteraard een nieuw album dat voorgesteld moest worden. Na zo’n drie kwartier luidde ‘The system only dreams in total darkness’ een tweede luik in van de show. De lichten veranderden van geel-wit naar purper en blauw, en de Dessner-broers lieten hun gitaren gretig gieren in de finale. Het was de eerste keer dat Matt de voorste rijen indook, en hij hield zich de rest van het optreden behoorlijk kalm. De fles wijn bleef grotendeels onaangeroerd, en hij ijsbeerde minder manisch dan normaal. In Brussel beëindigde de groep een lange Europese tournee, en de vermoeidheid zat de band duidelijk in de kleren. Het maakte de show zeker niet de meest overweldigende, al zat muzikaal alles grotendeels wél goed.
In ‘Walk it back’ kreeg de frontman een poster van Karl Rove, de gewezen raadsman van George W. Bush en tevens te horen als sample in het nummer. De verpersoonlijking van alles waar de band niét voor staat kreeg een plaatsje boven de kickdrum, en Matt keilde prompt een beker ijs in het publiek terwijl Bryce Dessner met een drumpad en een shaker extra details toevoegde. Die subtiliteit duurde niet lang, want in de finale van ‘Don’t swallow the cap’ stonden de broers wederom met hun gitaar in de lucht het publiek aan te vuren, waarna ‘Bloodbuzz Ohio’ voor een collectief meezingmoment zorgde.
Na ‘Slow show’ was ‘I need my girl’ een tweede verplichte knuffelmomentje. Het contrast tussen zoete romantiek en mistroostige manie is altijd een van de sterktes geweest van de band, en ook live wisselen beide uitersten elkaar vlot af. En omdat het nooit te simplistisch mag zijn, stond Bryce Dessner met een tweede gitaar naar de grond gericht wat noise-tapijtjes aan te brengen. In de finale van ‘Day I die’ dook Matt weer in de eerste rijen en raakte hij zelfs even z’n bril kwijt. Eenmaal terug op het podium werd alsnog rechtstreeks van de fles gedronken, waarna die samen met de band van het podium verdween.
Verrassen doet The National al lang niet meer in de bisrondes. Ook nu kregen we hetzelfde recept als de vorige twee passages in Vorst, enkel voorafgegaan door het ontroerende ‘Carin at the liquor store’ (“for my wife“). In ‘Mr. november’ repte Matt zich als vanouds naar de tribunes, waarna hij even langs de bar passeerde om een pintje te halen. ‘Terrible love’ bleek de meest furieuze en bezielde song van de hele avond, en de microfoon werd voor de gelegenheid naar het publiek gericht. Ook in het akoestische ‘Vanderlyle crybaby geeks’ moest je zelf voor vocale ondersteuning zorgen, al bleek Vorst vooral te willen fluisteren. Kippenvel, dat wel. Een cover kregen we in Brussel niet, al hadden we na die ‘Boxer’-special natuurlijk niet te klagen. Blij zijn met wat je krijgt, leek de voornaamste gedachte op de terugrit.
Waarom ‘Boxer’ na tien jaar nog steeds betovert, kon je eerder dit jaar hier lezen.