Stoppen in stijl dankzij Beck en Florence op dag 4 van Rock Werchter 2016

door Mattias Goossens

Oude rockers op je affiche mikken blijkt in 2016 een goed idee – profiteer van hen nu het nog kan. Begin oktober kan je bijvoorbeeld in Californië enkele gitaar spelende dinosaurussen spotten op de eerste editie van het Desert Trip festival (wij verkiezen de geuzennaam “Oldchella”). Werchter haalde het afgelopen weekend heel wat monumenten naar Vlaams-Brabant, en we zagen Paul McCartney en Robert Plant in topvorm. Op de laatste dag werd Iggy Pop opgegraven, de man die punk was vooraleer punk doorbrak en wiens borstkas een vast podiumaccessoire is. ‘No fun’, ‘I wanna be your dog’, ‘The passenger’ en ‘Lust for life’: alsof hij het elke moment kon begeven, besloot hij z’n grootste hits vooraan de set te plaatsen. Dat maakte dat de rest van het optreden nog steeds heel degelijk was, maar dat je aandacht gaandeweg vervaagde. ‘Sister midnight’ en ‘Real wild child met Iggy tegen de voorste rijen zorgden wel voor een heropflakkering. Dat z’n nieuwe vriendjes Matt Helders en Josh Homme afwezig waren en in hun plaats een vrij grijze, makke begeleidingsband was samengesteld, hielp ook niet echt. Iggy droeg de hele show (alle fucks nog aan toe), en dat bleek naar het einde toe een te zware last voor zijn heupen: half mankend verliet hij het podium. We hopen niet dat dit onze laatste herinnering van de man is – hij verdient beter.

Dat veulens bokkensprongen kunnen maken, bewezen Foals met hun debuut ‘Antidotes’. Tegenwoordig bestaat hun muzikale tegengif uit grootse rockanthems die vreemd genoeg nog steeds beter gedijen in intiemere settings dan grootse zalen. The Barn was een mooi compromis, en zowel het broeierige nieuwe ‘Snake oil’ als het oudere ‘Olympic airways’ kregen de massa vlotjes in beweging, waarna ‘My number’ ook de gelegenheidsbezoekers van de tent een euforisch momentje bezorgde. En dan was er een furieus ‘Providence’, waarop je zowel kon hinkelen als moshen. Da’s het moment waarop je moet doorzetten, en we krabden ons in het haar toen ‘Spanish sahara’ als volgende nummer werd ingezet. Prachtsong, absoluut, maar twintig minuten ver in het optreden meer struikelblok dan welkom rustpunt. ‘Mountain at my gates’ bouwde dan wel weer mooi het tempo op, al was het momentum van de snelle start toen wel verloren. Langer konden we helaas niet blijven: er stond iets te gebeuren op het hoofdpodium.

The Last Shadow Puppets

Althans: dat hadden we gehoopt van The Last Shadow Puppets. Wat we zagen was een haantje de voorste (Miles Kane) en een pauw met een zonneslag (Alex Turner). Of was het een kater na hun doortocht op Roskilde een dag eerder? Misschien dwepen ze wel gewoon met archetypische sixties-cool, net zoals hun nummers vetjes knipogen naar orchestrale pop uit die periode. Aan hun nummers lag het niet – weinig aan te merken op een setlist die begint met ‘Miracle aligner’ en afgesloten wordt door een half geslaagde cover van ‘Moonage daydream’ – maar wanneer je hele performance uit pose bestaat, dan wordt het wel moeilijk om je publiek mee te krijgen. En zo zonk het schip van de Puppets langzaam maar zeker weg in vergetelheid, terwijl het orkestje op de achtergrond moedig doorspeelde. “As subtle as a hurricane”, om het met Alex’ woorden te zeggen.

Beck

Nee, geef ons dan maar Beck Hansen. Minder charismatisch dan het duo van daarnet, wel een minstens even goeie songschrijver. En als je dan nog eens over een overdosis goesting beschikt, dan krijg je vonken. In ‘Devil’s haricut’ was het al van dat, en meteen werd duidelijk dat we deze keer de stevig rockende Beck aan het werk zouden zien. Al die (geweigerde) feestjes met Paul McCartney werpen duidelijk hun vruchten af: deze man wil gewoon plezier maken. En dus toerde hij zonder gêne met enkel twee nieuwe nummers opzak, waarvan we in de Barn enkel het feestelijke ‘Dreams’ voorgeschoteld kregen – die “woo-hoo’s” echoën nog na. Het net uitgebrachte ‘Wow’ bleef in de goochelhoed zitten, net zoals hij z’n vorige, Grammy-winnende album ‘Morning phase’ achterwege liet. Eigenzinnigheid: Beck weet er alles van. In de plaats van dat nieuwe materiaal kregen we het aan de moerassen van New Orleans ontsproten ‘Black tambourine’ en een opgejaagd ‘Think I’m in love’ met daarin een flard van Donna Summers ‘I feel love’ verwerkt.

Tijdens ‘Loser’, het massaal meegescandeerde herkenningspunt van de set, haalde hij zowaar z’n innerlijke rapper naar boven. Maar de eigenlijke hoogtepunten waren afkomstig uit ‘Guero’, waaruit na ‘Black tambourine’ ook het ingetogen ‘Go it alone’, een stuiterend ‘Girl’ en het met hardrockuitbarstingen aangedikte ‘E-pro’. Nadat die na na na‘s wel erg enthousiast werden meegezongen besloot Beck om er even bij te gaan zitten en alles rustig te overschouwen – het was ten slotte de laatste show van de tour. Rede te meer om elk bandlid even in de schijnwerper te plaatsen aan de hand van een heuse jukebox in de staart van ‘Where it’s at’ waarin iedereen z’n glansrol kreeg, van Chic over Bowie naar Kraftwerk en Prince. Om dan te eindigen met een Belgian explosion waarin iedereen een laatste keer recht veerde. Het feestje van de dag stond voor een keer niet op naam van een dj.

Jamie XX

Hoewel elke set anders is, blijven de funderingen waarop Jamie XX z’n sets bouwt nagenoeg dezelfde. Hij geeft zonder woorden z’n persoonlijke invloeden vrij, en dissecteert de nummers van z’n debuut ‘In colour’. Dat album omvat een heel breed spectrum, en in Werchter lag naarmate zijn set vorderde de nadruk steeds meer op funk en soul (die gitaarriedel, sax en gospelkoortje in ‘Loud places’). Ook zijn herwerking van ‘I’ll take care of u’ klonk enkele graden warmer dan normaal, waarna hij ‘Sunset’ dankzij de stem van Romy Madley Croft aan ‘Loud places’ mixte. Er viel verrassend weinig zwarte wax onder z’n vingers te bespeuren, het waren mp3’tjes waarmee Jamie de Barn een laatste keer aan het dansen kreeg. Een aperitiefje voor de festivalafsluiter kregen we dankzij ‘You’ve got the love’, waarna hij de tent dankzij raveklassieker ‘Domino’ van Oxia een laatste keer deed losbarsten. Maar echt kippenvel kregen we tijdens Ben E. Kings ‘Stand by me’, waarin het meezingende publiek tot ver buiten de provinciegrenzen te horen was.

RW 640 - Florence and the Machine

Hetzelfde gold ongetwijfeld voor de sirene van Florence + The Machine. Als rode priesteres van dienst mocht zij de wei een laatste keer doen heropleven – en hoe. Wie op voorhand twijfels had bij haar plekje bovenaan de affiche werd al van bij opener ‘What the water gave me’ overtuigd van die terechte spot. Florence leek haast over het podium te vliegen terwijl ze sprintjes trok van de ene kant naar de andere. ‘Ship to wreck’ werd gretig meegekweeld, en tijdens ‘Rabbit heart’ werd haar verzoek om zoveel mogelijk in de lucht te tillen met veel plezier opgevolgd, evenals de vraag om tijdens ‘How big, how blue, how beautiful’ de smartphone even achterwege te laten en te genieten van het moment met alle nog werkende zintuigen. ‘Cosmic love’ werd gestript van alle franjes en sierlijk neergelegd, waarna ‘Between two lungs’ (“het eerste nummer dat ik ooit schreef”) ontaardde in een klapfestijn. Ontwapenend hoe fragiel ze klonk terwijl ze anekdotes vertelde tijdens de nummers door, al helemaal in contrast met die klok van een stem waarover ze beschikt. Dat haar machine goed geolied was, deed haar zichzelf overstijgen, en wij zagen minstens evenveel mannen en vrouwen haar vol bewondering aanschouwen. Geen enkel minpuntje voor deze Florence + The Machine, en terwijl we stilaan naar de uitgang opschoven en ‘Dog days are over’ en ‘What kind of man’ passeerden stelden we gerust vast dat we met Tame Impala, Beck en Florence nog wel headliners hebben voor de komende jaren.

Alle foto’s door Jan Van Den Bulck voor Enola en Indiestyle.

Lees hier onze verslagen van dag 1 (Paul McCartney, James Blake), dag 2 (Robert Plant) en dag 3 (Tame Impala).