Het Minnewaterpark is rond deze periode op haar botanische best, al kan dat evengoed gezegd worden over de bands die dit weekend de revue passeren. Cactusfestival stroomt doorgaans gezapig vol op de eerste dag maar dit jaar was het park al opvallend gevuld om 17 uur. Dat zou wel eens te maken kunnen hebben met de woestijnroos die deze editie mocht openen.
De hype rond Tamino zorgde ervoor dat onze trommelvliezen waren voorbereid op een leger gillende meisjes. Die angst bleek echter ongegrond, want onze gehoororganen bleven gespaard en konden hun functie onverstoord uitvoeren. Tamino werd begeleid door een drummer en toetsenist Tom Pintens (die daarna ook zou aantreden bij Het Zesde Metaal), die met momenten iets te veel op de voorgrond traden en de beloofde magie iets verdrongen. Want het pronkstuk van dit gebeuren was de stem van Amir Moharam Fouad zelf. Ondanks de broeierige temperaturen voor het podium werd verschillende keren kippenvel gespot. De vraag “Zijn er hier fans van Arctic Monkys?” werd niet enkel gesteld uit interesse naar de muzieksmaak van het publiek. Zijn versie van ‘I bet that you look good on the dancefloor’ nodigde dan wel niet echt uit tot dansen maar zorgde voor een fijne afwisseling in het concert. De intro van afsluiter ‘Habibi’ oogstte hooguit een paar zuchtjes en veranderde vervolgens Brugge vijf minuten lang in een woestijngebied met enkel een occasionele steppenroller om de stilte te onderbreken. Hier werd Tamino voor zijn muziek geapprecieerd door een nuchter publiek. Dat bestond na de twee rijen verliefde meisjes uit papa’s met heuptassen en grootmoeders die jaagden op ontsnapte kleuters. Als alle Vlaamse media aan die nuchterheid een voorbeeld willen nemen en stoppen met deze honingzoete inhoud te dwangvoeren, dan kunnen we er allemaal zonder indigestie van blijven genieten. Er is niemand die graag een stel boze Gaia-activisten over de vloer krijgt, toch?
Foto’s door Dimly Lit Stages.
Als frontman van Het Zesde Metaal kwam Wannes ‘Wantje’ Cappelle zijn verhalen vertellen, vergezeld door enkele noodzakelijke lessen West-Vlaams voor de niet-West-Vlamingen tussendoor. Het begin van de set bracht existentieel gewroet en maatschappelijke kritiek met ‘Ier bie oes’ en ‘Calais’. “Ik hope dat als ter ier ne zot aan de macht komt of een natuurrampe gebeurt, dawe ergens terecht komen waar ze gastvrijer zijn dan wieder. Dat er niemand staat te roepen daze oes geen eten mogen geven.” werd onthaald met een oprecht applaus maar daarna was er plaats voor lichtzinniger materiaal. Tijdens ‘Dag zonder schoenen’ veranderde het publiek in een vlakte met schoenen wuivend helmgras en ‘Naar de wuppe’ stelde iedereen gerust, want “Er wordt frequenter gefeest dan dat er wordt gerouwd”. We hebben ook onthouden dat taalbarrières tussen West-Vlamingen onderling perfect mogelijk zijn. Het was pas toen de vraag “Wilt iedereen z’n skoen afdoen?” verbeterd werd naar sjhoen dat er een aanzienlijk aantal veters losgemaakt werd. Iedere zichzelf respecterende West-Vlaming weet immers dat de Brugse en Wevelgemse talen hemelsbreed uiteen liggen.
Met Michael Kiwanuka streek de betere muurbloem neer op het podium. Na een instrumentale opener van de set zette de band een charme-offensief in. Tijdens ‘Love & hate’ drong enkel de liefde door in het romantische deel van het publiek. Aan zijn gepijnigde gezichtsuitdrukkingen te zien nam Kiwanuka het haatgedeelte graag voor eigen rekening. ‘One more night’ krulde mondhoeken in de goeie richting maar het hoogtepunt was weggelegd voor ‘Black man in a white world’. De muurbloem verliet de muur en de eerste voorzichtige tot extatische danspassen van het weekend werden bovengehaald. Het werd eveneens duidelijk dat de hoofdrol van dit optreden was weggelegd voor de baspartij die het geheel als een hartslag in leven hield. ‘Home again’ schakelde weer een versnelling terug en liet de fans gelukzalig achter.