Een avondje Sigur Rós kan in principe alle kanten uitgaan: overdonderend en onheilspellend of net overweldigend ontroerend. Wie de setlist van de huidige tournee op voorhand had opgezocht, wist dat de balans naar het eerste zou overslaan.
Dat een groep als Sigur Rós moeiteloos een zaal als Vorst kan uitverkopen, doet onze hoop in de mensheid weer een klein beetje groeien. De band bereikte in ons land het grote publiek via Duyster op Studio Brussel en groeide uit tot een favoriet van publiek en programmamakers. Je kon er je klok op gelijk zetten dat er rond een uur of elf onverstaanbare schoonheid in de ether weerklonk. Laat de tagline van dat programma (“tomeloze weemoed en oorverdovende zoetheid”) nu ook net de perfecte omschrijving zijn van één van de meest unieke en ongrijpbare groepen van deze kant van het zonnestelsel.
De IJslandse postrock-grootheden zijn ondertussen al een tijdje gereduceerd tot een trio, net als in de beginjaren. Vorige zomer konden we op Dour al aanschouwen dat ze ook op halve kracht kunnen overtuigen, en ook in Vorst bleek de band genoeg te hebben aan drie paar handen en de engelenstem van Jónsi om ons ruim twee uur lang te betoveren. Dat deden ze met nagenoeg dezelfde setlist als op Dour, aangevuld met drie extra nieuwe nummers die de band op tournee schreef.
Ziedaar een beperking van spelen als trio: de rijkelijk gearrangeerde nummers van bijvoorbeeld de meest toegankelijke plaat ‘Með suð í eyrum við spilum endalaust’ konden onmogelijk live gebracht worden, en bijgevolg werden enkel de romantische piano van ‘Fljótavík’ het aanzwellende ‘Festival’ opgediept. De intieme opstelling zorgde er wel voor dat elk instrument een grotere rol kreeg in te vullen – van de pauken in ‘E-bow’ tot de dreigende bassnaren die naar de finale van afsluiter ‘Popplagið’ toewerkten. Ondertussen schreeuwde Jónsi zich te pletter in het grote niets en kregen we een explosie in technicolor over ons heen als visueel steuntje bij de soundrack van de oerknal.
Natuurlijk ga je niet naar een Sigur Rós-show voor de hits. Je gaat om weggeblazen te worden door de geluidsmuur die de groep oproept, om twee centimeter op te stijgen wanneer Jónsi’s strijkstok met zijn stem versmelt tot één buitenaards geheel. In Vorst kregen we dat verdeeld over twee sets – een eerste deel met nieuw werk en een fenomenaal ‘Glósóli’, een tweede helft met indrukwekkende visuals en enkele hoogtepunten uit postrock-manifest ‘( )’. Op de achtergrond kregen we dreigend onweer, zonsverduisteringen, knappe lazersimulaties en uiteraard IJsland in al zijn pracht en praal te zien.
Met enkele van de donkerste nummers uit het oeuvre en integer nieuw materiaal toverde Sigur Rós een dicht wolkendek voor het noorderlicht. Enkel in ‘Sæglópur’ liet het trio licht binnen schijnen in de bunker van Vorst, middenin een blauwe waas van ontelbare kleine lampjes. Wie zijn postrock graag dreigend en overweldigend heeft en kaartjes op zak heeft voor de shows van Mogwai en Godspeed You! Black Emperor, ging gisteren ongetwijfeld met een gelukzalige glimlach naar huis. Wie Sigur Rós nooit eerder aan het werk zag, kwam van deze donkere en intimistische show misschien iets minder voldaan terug. Al vragen wij ons af of het fysiek mogelijk is om niet murw geslagen te worden door een kunstwerk als ‘Vaka’. Na afloop en heel wat buigingen verscheen in grote letters ‘Takk’ op het scherm, en meer hebben wij eigenlijk ook niet te zeggen aan dit Sigur Rós. Laat dat nieuwe album maar snel komen.