Na een meer dan geslaagde eerste dag, werd het moeilijk voor Rewire om zichzelf te overtreffen. Het festival deed toch een glansrijke poging, met een optreden van Roly Porter en de visuele artiest MFO in de hoofdrol. Wegens een overvol blokkenschema, keuzestress en FOMO wisselden we veel van zaal en keken we niet alle shows uit. Een verslag.
De place to be op zaterdag was ongetwijfeld Prins 27. Vessel, Black Rain en Pete Swanson trapten daar af met een project dat ze speciaal voor het Haagse festival maakten. Het drietal bracht ongeveer wat je op voorhand al van de samenwerking mocht verwachten: lawaaierige, nietsontziende electronica met een vleugje techno en een vrij hoge drempel. Bij momenten werd de set behoorlijk intens en het was mooi om ook de drie artiesten op die hoogtepunten hoogst geconcentreerd en volledig opgaand in de muziek bezig te zien. De eerste helft van de set bouwde op naar een heerlijk dansbare climax, terwijl na een moeilijker te begrijpen overgang in het tweede deel opgebouwd werd na een aanzwellende muur van lawaai waar het heerlijk in verdrinken was. Klein minpuntje: er zit vast al wel wat sleet op onze oren, maar dit concert mocht echt wel een tandje luider.
Met niet al te hoge verwachtingen wilden we vervolgens toch even uitzoeken of Animal Collective nog steeds de magie in zich heeft. Het antwoord bleek een volmondige, heerlijk psychedelisch uitgesponnen “ja”. Met een setlist die vooral focuste op het nieuwe werk en in classic AnCo-stijl alle ‘Merriweather Post Pavilion’ hitjes negerend, bleef de band toch vooral trouw aan haar eigen, nog steeds zo unieke succesrecept. In een Picasso-geïnspireerde, kleurrijke setting namen de jongens de tijd om hun nummers onder leiding van Noah Lennox’ sacrale gezangen heerlijk ontspannen op te bouwen. Zo belandde je geleidelijk steeds weer in de kinderlijk gelukkige, primitieve roes waar de jongens hun handelsmerk van gemaakt hebben.
Tijd om de hele set te blijven was er echter niet want aan de overkant van de straat was er alweer een specialleke aan de gang: het Ierse R&S-duo Lakker kwam er in wereldpremière hun werk ‘Struggle & emerge’ voorstellen, dat het maakte in samenwerking met Beeld en Geluid, een organisatie die het audiovisueel erfgoed van Nederland beheert. Concreet betekende dit dat de jongens hun set (en komende ep) helemaal opbouwden rond samples uit het archief die iets te maken hadden met het thema ‘Nederlands en water’. Lekker vaag en artsy allemaal, maar dat was helemaal niet te merken aan het optreden dat ze in Prins 27 gaven. Bij aanvang vonden we het zelfs net iets te ongeïnspireerd; weinig variatie, standaard beats, de “waren we maar bij Animal Collective gebleven”-gedachte. Naarmate de set vorderde kwam er echter grote progressie en diversiteit. Met veel meer experimenten, meer noisy elementen en minder inwisselbare songs stevende de Dublinners uiteindelijk nog af op een indrukwekkend einde.
Vervolgens moesten we ons haasten naar het Paard Van Troje, waar het in het kleine zaaltje drummen was om een glimps van Babyfather op te vangen. Hoe dan ook draaide dat uit op een tevergeefse poging: Dean Blunt (en co?) had immers zo’n stevig rookgordijn opgetrokken onder felle witte lichten dat je niet kon zien hoe hij bluntjes aanstak op het podium. De rookmachine moest in overdrive en dat had ook zijn gevolgen: doorheen het hele gebouw galmde na de set een rookalarm, waardoor het tijdschema ook wat vertraging opliep. Hoe dan ook, de Britse rapper deed wat je tegenwoordig amper nog van hiphopsterren mag verwachten: alle vocals gewoon zelf voor z’n rekening nemen. Nu heeft het ex-Hype Williams-lid het ook makkelijker dan z’n collega’s met een laidback rapstijl en willen we zeker niet als je conservatieve muziekcriticus klinken die muziek op tape verkettert. Verder was het allemaal een beetje zoals op plaat: anders en beter, met intrigerende samples die een beetje hypnotiserend zijn. Jammer dat de artiest er dan ook veel te vroeg de brui aan gaf met een verschrikkelijk lawaai.
Daarna sprongen we eventjes binnen in de grote zaal om te zien hoe Battles zich schikten in hun rol als (soort van) headliner. Met de nodige show betraden de heren het podium, trapten ze af met een minder nummer uit het recente ‘La di da di’ en gingen ze vervolgens met een oude op zoek naar de drumgestuurde, lang gerekte climax waar ze die geniale livereputatie mee verdiend hebben. Na een klein half uurtje vertrokken wij echter naar Roly Porter, die een show voorbereid had met de gerenommeerde visual artist MFO. Op z’n nieuwe, door Tri Angle uitgebrachte album schaart de producer zich naast contemporaries als Ben Frost, al mag het voor het gewezen Vex’d-lid allemaal nog wat gevoellozer, kleurlozer en dus veel rauwer. De waarschuwing dat de set niet geschikt was voor mensen met epilepsie deed vermoeden dat die heftige soundscapes live werden aangevuld met even intens beeldmateriaal. En dat bleek nog het minste dat je kon zeggen: de performance werd meer een overrompelende totaalervaring dan een gewoon optreden. Stroboscopen flitsten langs alle kanten terwijl de visuals doorheen duistere verlaten landschappen van buitenaardse planeten zoefden en allerlei soorten lichtjes op het scherm prachtig verkruimelden en hypnotiseerden. Alsof die perfecte combinatie van beeld en muziek nog niet heftig en intens genoeg was, draaide MFO de strobo’s op het podium aan het einde richting het publiek en werd iedereen gevraagd de ogen te sluiten. Terwijl Porter nog eens een aardedonker nummer uit z’n knopjes toverde, opende zich een volledig witte vlakte voor onze gesloten ogen, wat best wel een heel verwarrende ervaring was. Je voelde je zo kwetsbaar, afgesloten en afhankelijk van de omstandigheden dat het hele moment tot in het diepst van je besef en bestaan leek door te dringen met een vreemd gevoel van overweldiging, een klein beetje angst en toch ook pracht.
Eens bekomen met een middernacht-snackje trokken we onze dansschoenen aan voor een mooi programma in Paard Van Troje. Eerst was het de beurt aan Not Waving om met zijn Diagonal-kruising van techno en noise alles eventjes te laten rammelen. Zowel het soundsystem, als de benen van het publiek. Want dat bleek net het fijne, hoe luid en rauw z’n muziek ook was, het bleef steeds erg dansbaar. Veel moeite had Factory Floor daarna niet nodig om die vibe te behouden, al was het ook best sensationeel hoe zij de zaal helemaal op stelten wisten te zetten. Waar eind vorig jaar op Incubate de chemie wel in de lucht hing, maar de vonk eigenlijk nooit helemaal oversloeg, zat het er in Den Haag vanaf de eerste seconde boenk op. Hun industriële post-punk-electronica bouwde ingenieus steeds meer en meer op en verveelde ondanks het repetitieve kantje geen minuut. Terwijl het duo statisch achter de decks stond was het moeilijk om niet steeds verder met lijf en leden in de groove van de ijskoude drums en synths te verzinken. Aan het einde kwam er dan ook de ultieme apotheose waarop je dacht “kan muziek nog extatischer dan dit?” en even later moest bekennen “het kan!”. Indrukwekkend.