Pukkelpop zit er weer op na een heftige laatste dag. Je las hier al over de nachtelijke decadentie en queer vrijheid van Oscar & the Wolf en hier over dé festivalsrevelatie Liss, hieronder gaan we ‘t hebben over een paar andere toppers en ook wat mindere optreden. Jens Van Lathem schreef het merendeel van de stukjes, andere bijdrages komen van Romina Cucchiara, Jonas Van Laere en Thomas Konings. De foto’s zijn van Guillaume Decock.
Het zal je maar overkomen: op je zevenenzeventigste op Pukkelpop de laatste Marquee-dag openen en dat doen met zoveel stijl en klasse dat iedereen compleet overstag gaat. André Brasseur deed net dat: strak in het pak en met decennia ervaring op zak bespeelde hij z’n orgeltje en het publiek. Ondanks alle minimalist-knoppendraaiers in de Castello herinnerde Brasseur ons aan wat het echt betekent om met een minimum aan moeite een maximum aan effect te bereiken. Zijn melodieën waren essentie, zowel in substantief als adjectief, en zijn band heerlijk ouderwets. Volgend jaar opnieuw? Gewoon als wake up call dat het allemaal zo moeilijk niet hoeft te zijn.
Een band live zien waar je onlangs nog een albumreview over schreef is altijd dé kans om je te bezinnen en je mening grondig aan te passen. Mothers verdronken deze keer niet in het perfectionisme, eerder in een ongelooflijk hoekig concert waar het onmogelijk in binnenbreken was. Je zag de ribben van de muziek, maar dat was geen aangenaam zicht. Ook de urgentie ontbrak volledig in het optreden van de eigenlijk door folk geïnspireerde Mothers. ‘It hurts until it doesn’t’ leek daar heel even verandering in te brengen, tot het dat niet deed, maar eigenlijk was het toen al lang te laat. Een beetje te vroeg op de dag of al helemaal kapot getourd? De band leek zich simpelweg niet in haar sas te voelen.
Jesse Hughes van Eagles of Death Metal zal het niet erg gevonden hebben, maar Anderson .Paak en zijn Free Nationals vonden het op z’n minst een beetje vreemd: de zee aan witte mensen die voor de Main Stage stond te genieten van hun mix van hiphop en soul. Ook in het optreden zelf tekende zich een kleine onevenwichtigheid af: de soul-georiënteerde speelstijl van de bassist, gitarist en toetsenist versus de harde rapbeats van de knoppendraaier. Gelukkig werden de twee stijlen nooit écht vermengd en stelde de ene fractie zich graag ten dienste van de andere. Paak kwam soms een beetje over als een waterige Kendrick Lamar, maar amuseerde zich en ons te pletter met zijn drumuitspattingen, gespeelde ruzietjes met z’n band en het persoonlijk aanspreken van verschillende mensen in het publiek. Er was geen tijd voor mierenneukende kritiek op een zonnige zaterdagnamiddag, en toen een Indiestyle-redactrice een mooie buil overhield aan een enthousiast in het publiek gesmeten drumstok van Paak, wisten we het zeker: dit optreden zouden we niet snel vergeten.
Een conceptplaat speel je live helemaal. King Gizzard & The Lizard Wizard weet dat. Wij blij. “Nonagon infinity opens the door,” klinkt het, en iedereen wordt aan de spreekwoordelijke kraag meegetrokken in het karmijnrode universum waar de plaat zijn oorsprong kent. Twee drummers, een mondharmonica, een dwarsfluit. Kosten nog moeite worden gespaard om de vijftig minuten durende golf van gillende garagerock levend te houden. Dat er dan naadloos een ouder nummer in de infinite loop gegooid wordt kunnen we enkel toejuichen. Hoewel naar één lang nummer staan luisteren misschien een beetje saai lijkt voor op de festivalweide hebben deze (grotendeels) langharige jongens net genoeg leuke hooks in hun muziek gesmokkeld. Op momenten dat het publiek het even beu wordt om heftig rond te huppelen (ikzelf houd zoiets uren vol) brengt een meezingbaar refrein zelfs hier en daar soelaas. King Gizzard levert een luid en heftig optreden met een meer dan deftige live uitvoering van een heerlijke plaat. Een beter vieruurtje hadden we niet kunnen wensen. (Romina)
Moves like Jagger werd blijkbaar geschreven over DRELLER, die duidelijk in zijn kindertijd in een vat vol Jaggermoves was gevallen. Verder herinnerde het duo (normaal gezien trio, maar de drummer was doodziek) er ons vooral aan dat pathetiek soms werkt: de melodieën werden met de nodige Sturm und Drang gezongen, de gitaarsolo’s waren episch en als er al enige subtiliteit in de opnames van de band zit werd die helemaal ondergesteld aan de performance zelf. Leuk voor even, maar wie nog overtuigd diende te worden zou uit reactie tegen zoveel show al snel wegdromen.
Een van de meest geanticipeerde optredens van deze Pukkelpop kwam er zaterdagavond in de Dance Hall. Daar stond Dua Lipa voor een meer dan uitpuilende tent met in de aanbieding: twee hits en een resem nummers die het jonge publiek niet echt kon boeien. Ergens wel begrijpelijk. Met een uitgebeende instrumentatie en wat meer ingetogen oudere alt-popsingles bracht de Kosovaarse niet meteen de hapklare bangers die de grote massa wel kent. Op dat vlak was haar succes misschien een beetje ondankbaar en al te vaak leek het alsof de artieste zich bovendien bij haar lot naar neergelegd: “nog één liedje en dan komt het echte werk”, zei ze drie nummers voor het einde. Nochtans had ze wel een mooie performance met goeie vocals tot dan toe neergezet. ‘Be the one’ en ‘Hotter than hell’ zorgden natuurlijk wel voor vuurwerk in de hele Dance Hall, eind goed al goed. Eén ding nog: toch wel heel jammer dat zelfs een show van dat kaliber verstoord moet worden door lelijke Boiler-beats. (Thomas)
Ook Julia Holter had het niet makkelijk en zorgde voor een bevreemdende festivalervaring. Misschien had het beter gelukt met minder publiek. Want de Club stond vol, ongetwijfeld grotendeels dankzij de regen, en babbelde lustig maar niet speciaal hard door de intieme, melancholische, compleet met losse eindjes aan mekaar hangende songs van haar band. Julia reageerde zoals enkel de echte anti-mensen dat doen: door haar weinige toegankelijke zangmotiefjes nóg stiller en meer introvert te zingen. Zo werd het echt werken om een nummer als ‘Feel you’ volledig te kunnen voelen. De opvolging aan liedjes trok zich terug tot een waas aan klavecimbels en violen, waarbij enkel afsluiter ‘Sea calls me home’ nog boven water kwam.
Thomas zal het er niet mee eens zijn, aangezien James Murphy niet eens een mooi verenpak meehad voor zijn langverwachte terugkeer naar Pukkelpop, maar LCD Soundsystem was koning van de Main Stage op zaterdag. Een minder dan matige opkomst lieten ze niet aan hun hart komen, van sterallures geen sprake bij deze ietwat bedeesde Noord-Amerikanen. Ze begonnen zeer stipt stiekem aan hun set, zonder aankondiging of intro tune. Laat de nummers maar spreken, zullen ze gedacht hebben. En wat een nummers. Wie enkel op hitjestocht was voelde zich misschien bedrogen door het understatement dat ‘Daft punk is playing at my house’ was, maar baby, they don’t do hits. Het waren de episch uitgesponnen dansballads (‘Someone great’, ‘All my friends’,…) die LCD het best onder de knie had. Zij die het opgaven toen er halverwege de set alweer een bui losbarstte hebben niet genoeg gevoel voor dramatiek. Een band als LCD Soundsystem komt pas tot z’n recht in de gietende regen. De setting was perfect, de nummers klonken fantastisch en de muzikanten stonden ervan te genieten, zoals het hoort. Als dit niet één van je favoriete concerten was dit jaar, dan ligt het aan jou, niet aan hen. (Romina)
Soulwax is geen Soulwax meer maar blijft zonder meer vintage Soulwax, bent u nog mee? De rockers van weleer hebben een opmerkelijke evolutie doorgemaakt – 2 Many dj’s, Radio Soulwax Live, soundtrackmakers, en nog een amalgaam aan nevenprojecten – wat op Pukkelpop resulteerde in een hyperintelligente soundtrack bij nachtelijke escapades. De fucking Dewaele-broers omarmden de headlinepositie in de Dance Hall, het publiek bedankte door in grote getale op te dagen. De heren konden kiezen voor de vingers-in-de-neus-techniek en Pukkelpop voorzien van een best off-set, wij zijn hen eeuwig dankbaar om dit niet te doen. Drie drummers, twee mengtafels, een extra gitarist en zangeres,… “It’s just another excuse” gaf Stephen grif toe. Alles moest wederom nieuw en spannend aanvoelen; waarom de grenzen dan maar niet voor de zoveelste maal verleggen? Veel nieuw materiaal dus, de hoop op een vervolg voor ‘Nite versions’ kreeg hiermee een enorme boost. Het klonk alsof ze het ritme van de levendige nacht nog meer in hun armen hebben gesloten.
Het was dan ook een half uur wachten op de eerste herkenbare noten, al leek het publiek helemaal niet op zijn honger te zitten door hetgeen het voorgeschoteld kreeg. Ingeleid door de Telex-trein uit ‘Moskow diskow’ zag ‘E-Talking’ het avondlicht. Weliswaar niet als hit gespeeld maar uitgekleed, verkleed, omgekleed en opnieuw aangekleed zodat de nachttrein verder kon razen. Hun werk is perfectionistisch zonder afgelikt te zijn, daarom duurt alles ook zo lang bij de broers om tot stand te komen. Vorig jaar cancelden ze nog omdat ze niet klaar waren, nu begrijpen we waarom. Alles is volkomen uitgepuurd. Deze editie stond al in het teken van bands met meerdere drummers – King Gizzard and the Lizard Wizard en The Oh Sees deden vooral aan synchroondrummen in duo’s – maar Soulwax drumde deze bands met sprekend gemak huiswaarts. Drie drummers, links, rechts en centraal opgesteld, allen naar het centrum van het podium gericht en twee ervan in een overdekte drumstal gestoken, speelden blindelings op elkaar in. Ronduit indrukwekkend hoe tijdens ‘NY excuse’ alle zeven radars minutieus in elkaar pasten. Een mens zou bijna lyrisch worden van de muzikale schoonheid die we te zien kregen, de respons was dan ook extatisch. Neen heren, u hoeft niet opnieuw zo lang te wachten om Soulwax af te stoffen. (Jonas Van Laere)
Tot slot werden we er nog even aan herinnerd waarom Slowdive in de jaren 90 zoveel reverb over de stem van Rachel Goswell pleurden. Haar supergroep met leden van Mogwai en Editors durfde het namelijk aan om haar ook zachte, intieme stukken in de cleane traditie voor de neus te schuiven, waarna ze compleet de mist in ging. Nee, Minor Victories konden enkel overtuigen wanneer ze hard en compromisloos geluid produceerden en Goswell daar kon in verdrinken. Alleen klonken ze dan gewoon als Slowdive, met iets minder jeugdig enthousiasme en iets meer berekende ervaring. Een supergroep voor de superfans.