‘Infinitely content’ na de passage van Arcade Fire in het Sportpaleis

door Pieter D'Hooghe

Arcade Fire was ooit een hip undergroundgroepje dat – met wat hulp van onder andere David Bowie – finaal doorbrak in 2010 toen ze het nog steeds geniale conceptalbum The suburbs uitbrachten. Het Canadese collectief rond echtgenoten Régine Chassagne en Win Butler zijn ondertussen – volgens de immer klagende hipsters – mainstream geworden dus krijgen ze in België het Sportpaleis aangeboden. Wij stonden niet meteen te springen om hen daar te zien maar als iemand het Antwerpse complex kan omtoveren tot een stukje hemel, dan is het Arcade Fire wel. Uiteindelijk betrapten we onszelf er op toch best hoge verwachtingen te hebben. Dat is nooit zonder gevaar.

 

 

Foto’s door Wim Hermans

Het gevaar week echter zeer snel want vanaf het moment waarop de groep zich boksersgewijs dwars door het publiek naar het centrale podium begaf, voelden we de elektriciteit in de lucht hangen. Too big to fail, dan toch? Want dat dachten we qua albumreleases ook en laat ons eerlijk zijn; ‘Everything now’ is een gedrocht met drie lichtpuntjes. De titelsong van dat gedrocht mocht de boel wel op gang trekken en we bekennen graag dat wij meteen enkele uitgelaten danspassen zetten. Tweede nummer op de setlist? ‘Rebellion (lies)’, een van de allerbeste nummers die sinds de eeuwwisseling gemaakt is. Meteen kwam ook de dualiteit van Arcade Fire naar boven. De volle twee uur lang werden we als publiek heen en weer gesmeten tussen uitbundig dansen en huilend melodramatische lyrics meeschreeuwen tot onze keel rauw aanvoelde. Dat is meteen een van de absolute sterktes van het Canadese collectief. Ze spelen niet op een eenzijdige emotie. De wereld is niet zwart óf wit – ook niet grijs trouwens – maar een beetje van alle twee.

Soms komen die twee sentimenten ook samen in een nummer. ‘No cars go’ vanop ‘Neon bible’ is zo eentje; de ritmesectie stuurt aan op dansen terwijl de ijle gitaren en de dystopische tekst toch vooral op het hart spelen. Maar als je die dualiteit niet voelt, kun je niet snappen hoe bevrijdend de ‘HEY’-momenten in dat nummer zijn. Of de breakdown en de opbouw naar het manische einde. De rillingen gingen vanaf de eerste noot over onze rug. We dansten, huilden en schreeuwden onze kelen schor. We voelden een vreemde soort euforie, een hoopvolle tristesse. Later zouden we hetzelfde gevoel trouwens nog tien keer zo intens mee maken bij een fenomenaal gebracht ‘Suburban war’. De trillende stem van Win Butler wanneer hij beseft dat zijn oude vrienden de echte ‘hem’ niet meer kennen… Het was veertig graden in het Sportpaleis maar wij kregen koude rillingen. Arcade Fire is zo’n band waarbij we hetzelfde zouden kunnen blijven herhalen want ook een allesvernietigend ‘Ready to start’ walste ons plat terwijl het ons ook uitzinnig deed dansen, ‘The suburbs’ beroerde ons met zijn verhalend karakter over kinderlijke onschuldigheid terwijl we tijdens ‘Reflektor’ contact zochten met omstaanders om onze vreugde en blijdschap gedeeld te krijgen.

Tijdens nummers die ons minder deden – ‘Everything now’ was echt geen goed album – gaven we onze ogen de kost want de bandleden wisselden permanent van plaats en instrument. Régine zat opeens achter de drums, Win speelde soms bas, zijn broer Will ging van klarinet naar synth, Richard Parry van gitaar over accordeon naar synths… You get the point. Het podium stond als een boksring opgesteld in het midden van het Sportpaleis – meer bands zouden dit moeten doen, het is veruit de meest eerlijke opstelling – maar de band zorgde er voor dat iedereen even veel aandacht en gezichten te zien kreeg. Het is best intens om te beseffen hoe goed ze live spelen gezien alles wat er nog bij komt. En dan vergeten we nog te vermelden dat de spelvreugde er werkelijk af spatte. Daardoor kregen ze het publiek moeiteloos mee in clap-alongssing-alongs en andere geinigheden. Deze groep is naar een toppunt toe aan het werken en ze doen dat op een onnavolgbare manier.

Arcade Fire weigerde ook zijn verleden te vergeten of stiefmoederlijk te behandelen. De setlist alleen al dient als bewijs dat deze groep altijd grootsheid in zich gehad heeft. Nummers van debuutplaat ‘Funeral’ kregen premium plaatsen. Afsluiten deden ze zo met ‘Neighborhood #3 (power out)’, een stevig rocknummer dat tegenwoordig wat meer synths of een dansinjectie aangemeten zou krijgen. Niets van. Gewoon terugkeren naar 2004 en doen alsof die synths niet op het podium staan. Roepen, schreeuwen, gitaren laten gieren en het publiek uitbundig naar huis sturen. Dat zouden ze een kwartier later op een heel andere manier doen want er volgden nog drie bisnummers die samen met voorprogramma Preservation Hall Jazz Band werden afgewerkt. Het allerlaatste nummer op de setlist werd ‘Wake up’ – wederom van ‘Funeral. De ultieme ode aan het leven, de laatste keer hoopgevende tristesse in al zijn destructiviteit en schoonheid. Een laatste keer dansend meeschreeuwen terwijl het zout van onze tranen zich vastzette op onze rauwe keel. Maar ook een laatste keer een warme omhelzing van de groep, een onvergetelijke en gemeende knuffel zoals die van een echte vriend of vriendin.

En daarmee is alles gezegd wat er te zeggen valt. Arcade Fire verbaasde in het Sportpaleis. Ze hadden de odds tegen maar sloegen alles en iedereen aan gort vanuit hun boksring. Tot op het moment van schrijven bleven wij in de touwen hangen. Ergens voelen we ons leeg, ergens heel vervuld, triest maar ook euforisch, in de war maar ook zekerder dan ooit. De catharsis die ondergetekende zo vaak bij andere bands zoekt, trof hem onverwachts maar hard bij de band die hem deze zomer nog zorgeloos deed dansen op het strand van Best Kept Secret, omringd door vrienden. Twee andere contexten, andere momenten in een leven maar beiden even intens beleefd. Ook dat is Arcade Fire.