Altijd leuk om te arriveren op een festivalweide aan het begin van de zomer, er de aangename namiddagdrukte te aanschouwen en de geur van gemaaid gras, festivalbier en vettig eten onze neus te laten binnenkomen. Waar het ook zij, het voelt altijd een beetje als thuiskomen. En dat was gisteren niet anders. Daarnaast serveerde Rock Herk ons voor de eerste dag een hele hoop hard (en iets minder hard) gitaargeweld, aangevuld met enkele variërende acts uit andere werelden.
Eerst begaven we ons richting de straatkant, waar we het Streetpodium terug konden vinden. Op dit podium krijgt de band een parkeerplaats(je) aan ruimte en plakt het publiek op gelijke hoogte rondomrond tegen de muziekgroep aan. Niet direct bevorderlijk voor de zichtbaarheid, wel voor het rauwe, zweterige gevoel van een set. Dit speelde enkel in het voordeel van de primitieve energie die de jonge band Peuk uitdraagt. Van ‘Cave person’ tot ‘Hangman’ was de band verschroeiend, al blijven we erbij dat ze de instrumentale uitweidingen beter moeten doseren. Hoe dan ook injecteerde Peuk Rock Herk met een korte, stevige nicotinekick.
Een volledig ander verhaal was het bij Tessa Dixson. Om eerlijk te zijn waren we voor dit optreden ook nog geen volwaardig lid van de Dixson-fanclub; haar singles vertonen momenten van klasse maar die zijn vooralsnog veel te zeldzaam. Live vielen echter ook deze rariteiten in het water. De Belgisch-Britse leek er amper goesting in te hebben en kwam vocaal slap en vals voor de dag. ‘Beautiful pain’ bijvoorbeeld is een meer dan degelijk nummer maar wanneer je z’n hoge noten in het refrein ofwel niet haalt ofwel er geen overtuiging in legt, schiet daar nog pijnlijk weinig van over. “I hope you’re not too tired” zei ze op een gegeven moment, dat waren we toen nog niet, na deze veel te hangerige performance moesten we onszelf evenwel alsnog naar het volgende optreden slepen.
Mauro Pawlowski, de man die toont dat ook veertigplussers mateloos cool kunnen zijn. Waar als gitarist bij dEUS het codewoord daarvoor stoïcijns was, was dat als zanger – nu ja, eerder provocateur – bij Gruppo di Pawlowski gisteren maniakaal. Mauro preekte als een bezetene en vloekte in het rond, geruggensteund door de om ter tegendraadse en complexe riffs in vreemde maatsoorten van zijn vierkoppige band. Het deed bij momenten wat denken aan El Yunque live, al zijn louter muzikaal de referenties veel moeilijker te vinden. The birthday party, misschien? Gruppo’s set was geschift, arrogant en extreem strak. “Good evening assholes, guess who’s back”, snauwde Pawlowski ons ergens halverwege toe. Een middelvinger van een optreden, heerlijk.
Dit bericht bekijken op Instagram
#rockherk2019 #rockherk #mauropawlowski #gruppodipawlowski #nikon #300mmf28 #rock
Dirk. kwam het podium op met het nog door Hitchcock in leven geroepene ‘Que sera sera’, een titel die de lading van een uitbundige, bijna escapistische set volledig dekte. Denturck, goed bij stem en ooit een op het eerste zicht rare snuiter, had het opeens tot charismatische volksmenner geschopt, de gitaren- en drumsectie volgden gedisciplineerd de taken van hun frontman op. Er volgden, naast een hele horde nummers uit het debuut van de band en het oude, nooit online uitgebrachte ‘Hit’, ook enkele nieuwe nummers die evenwel het tempo uit deze verder greatest hits-set haalden. Hierdoor doofde de set tegen het einde wat uit, al hoor je ons voor de rest niet klagen.
Het Canadese noisepunktrio Metz was als volgende aan zet. Het goede nieuws: de band had een stevige sound (die scherpe gitaren en de kilo’s delay op de vocals!) en speelde z’n set alsof ze nog nooit iets anders hadden gedaan. In dat laatste schuilt echter meteen ook het slechte nieuws. De Canadezen speelden foutloos maar ook iets te weinig exclusief, waardoor ze ons nooit echt bij het nekvel grepen. Elke song was goed maar helaas ook inwisselbaar. Metz was snedig zonder weerhaken en blafte maar beet niet.
Of ‘The ideal crash’ al dan niet de beste plaat van dEUS is, is voor discussie vatbaar. Dat het de meest hartbrekend mooie is, kan niemand in vraag stellen. Op het derde volwaardige album van dEUS zijn de zeemzoete neigingen van Barman en de aloude gitaarexplosies van de band perfect in evenwicht. Klassiekers die zo gedetailleerd in het geheugen van een hele generatie gegrift staan, live volledig naspelen is evenwel niet vrij van risico. Het verwijt dat de live uitvoering niet aan de studioversie kan tippen is dan al te vaak (al dan niet terecht) een gehoorde kritiek.
Gelukkig ging die niet op gisteren. In tegenstelling tot in de AB was het geluid, na wat zoeken op opener ‘Put the speakers up front’, degelijk en de band leek na ondertussen een hele reeks opwarmshows met nieuwe gitarist Bruno De Groote al beter op elkaar ingespeeld. De hoogtepunten: ‘The magic hour’ (de prachtige, verweven gitaren en verrassend goeie stem van Alan Gevaert) en het verraderlijke ‘Let’s see who goes down first’. En die outro van ‘Instant street’, wat is daar nog niet over geschreven, niet te geloven dat die grotendeels in een zatte bui is geschreven. dEUS wuifde met verve de zomertournee van ‘The ideal crash’ uit.
Tot slot trokken we naar de club om onze favoriete onbeschofte Britten te aanhoren. Wie in was voor een ongecompromitteerd doorsnee optreden was eraan voor de moeite, Sleaford Mods was immers zoals we ze kenden. Met niks meer dan een laptop op enkele bakken Jupiler en een microfoon stonden Williamson en Fearn op het podium. Verder was er geen lichtshow, noch live instrumentatie; enkel misnoegde praat van een uit de lower class afkomstige fucker. Sleaford Mods blijft authentiek en een verademing, ook live.