Eerlijk waar, voor gisteren hadden wij zelfs nog nooit van Hamont-Achelt gehoord. Maar nu weten we het liggen, staat het gegrift in het geheugen van onze gps en ons hart. Prachtige, warme mensen achter de toog en bezig met de organisatie, en daar konden de tien bands die gisterenavond het “beste” van zichzelf gaven zelfs weinig aan af doen. Ons verslag en onze kiekjes van een Limburgse avond vind je hieronder.
Verslag van Jens Van Lathem, foto’s van Bart Vander Sanden.
Sommige bands creëren een eigen wereld, maar vergeten je het adres te sturen. G A U S S dreigt in die categorie te vallen. Het jongen/meisje-duo maakt elektronische muziek die iets dieper en wijder graaft dan de gemiddelde sound en maakt naast een boel synthgeluiden vooral gebruik van de stem van Mati Le Dee. Die klinkt alsof Björk zich een weg heeft gebaand naar de stembanden van Nico en maakte van het optreden eigenhandig een heuse theatervoorstelling. Zoals gezegd wel eentje waarvan wij de pointe niet snappen. Misschien was het iets te existentialistisch?
Een beetje braver maar wel een pak efficiënter was lohaus. Ook hier vonden we een vrij unieke stem terug op het podium: nasaal, neigend naar Oscar & The Wolf zonder het te willen nadoen en steeds op zoek naar de juiste melodie voor de juiste song. De manier waarop de gitaar in ‘Overwhelm’ zich rond de vocalen wervelde werd slechts een van de vele voorbeelden van een strakke, gerichte band. Vul dat aan met de vele natuurlijke breaks in de muziek, waardoor wij regelmatig een stoer knievalletje konden maken en we wisten weer waarom we lohaus al een tijdje in de gaten houden.
Postpunk is niet dood, het ligt op sterven en zo hebben de zwartjassen dat zelf het liefst. Althans, dat vermoedden wij na een kwartier Whispering Sons. Om het met moderne namen te stellen zijn de Limburgers het liefdeskind van Future Islands en Savages, maar dan wel aangevuld met overweldigende en naar shoegaze neigende riffs. De groep steunde op een ritmesectie die het woord repetitief ter plekke heruitvond en een zangeres die nog enigszins braafjes haar duivels mocht ontbinden. Zet het ergens op een afterafterparty, wanneer de alcoholblues begint op te borrelen en met een iets minder vlakke sound, en wij gaan kijken.
Wij hoorden dat ‘Whatever people say I am, that’s what I’m not’ onlangs tien jaar oud is geworden – waarvoor onze verlate proficiat – maar kan iemand ons dan uitleggen waarom een decennium later bands nog altijd denken dat ze enkel een staccato-riff en wat rijmpjes over tienerfuiven en -relaties nodig hebben om iets relevant te doen? Was het hele punt van ‘WPSIATWIN’ niet dat er ook iets achter zat? Grinta, historische context, industrie, Brits alcoholmisbruik, een genegen haat voor breezersletjes en chavs? Van dat alles niets teruggevonden bij Rivals of Madtown, nochtans plagieerden ze ‘When the sun goes down’ wel een paar keer serieus. En die juichende zaal? The prove that love’s not only blind, but deaf.
James Vincent McMorrow, daar moesten wij meteen aan denken toen Portland zijn set opende. En even daarna aan man/vrouw-indiefolkduo’s. En daarna aan Chet Faker. Referenties genoeg, maar het trio had gelukkig ook een paar degelijke songs en melodieën bij. Die waren genoeg om ons een kwartier effectief te onderhouden, maar of het ook genoeg was om ons een plaat te doen kopen blijft nog een openstaande vraag. Misschien als de twee vocalisten mekaar zouden verheffen in plaats van aanvullen. Misschien.
Een mens zou er triest van worden. Vanavond is het Tame Impala in Vorst, uitverkocht, duizenden mensen komen hun psychedelische helden op handen dragen, en gisterenavond stal Baltimore alle geluidseffecten, akkoorden en basloopjes die de Australiërs nodig hadden voor hun show. Hopelijk dekt de verzekering nog iets. Het enige wat de band niet weg graaide was een zanger. Misschien een a capella concert vanavond?
Bands met een identiteitscrisis, ze bestaan en het wordt tijd dat Jambers er zich eens mee bezighoudt. Bij Garbage Dreams is één ding (vestimentair ook) duidelijk: de songtitels zijn van Morrissey (‘The inevitable anguish of living a brief life in an absurd world’, please!!). Muzikaal gezien bevonden we ons echter in een vacuüm tussen het Letterman-optreden van Real Estate, een snufje The Vaccines en een psychedelisch jammeke op het einde. Spijtig genoeg voegden de jongens weinig eigen karakter toe aan al die ingrediënten. Terug naar de koksschool.
Geloof het of niet, er zijn contexten waarbinnen Lamune minder bevreemdend en zelfs goed had kunnen overkomen. Wij denken aan een miljoenenproductie voor een rockopera, met geld voor zanglessen, gitaarlessen, podiumprésence, décors, kostuums, special effects, rook, vuur, de hele mikmak. Wij denken niet aan Humo’s Rock Rally.
Ooit Scarlatti Goes Electro gezien? Wrong Tr4ck neigde er een beetje naar. Zonder de Scarlatti natuurlijk, maar het was wel electro en hij had een Venetiaans masker aan. Een kwartiertje chipmunk, soms een beetje brave Venetian Snares; alle knoppendraaiers passeerden de revue. Ons goed geamuseerd, zeker en vast, maar we gaan het niet doorvertellen.
Geloof het of niet, er zijn bands waar wij spontaan een bedrijfseconomische erectie van krijgen. Applejuice was een van die love at first sight-momenten. Ze maken volstrekt onschadelijke knuffelrock, zingen mooi samen, zien er goed uit, zien er goed uit in een wit hemd op hun promofoto’s en zijn helemaal klaar voor Radio 2 en Tien Om Te Zien. Nu enkel nog een goede songschrijver vinden, een bvba oprichten en we zijn er klaar voor.