Een nadeel aan tweedaagse festivals is dat ze alweer over zijn voor je het goed en wel beseft. Zeker op Vestrock is dat erg jammer. Na een heerlijke vrijdag staat Hulst onder een stralende zon alweer fris en monter klaar voor een hele hoop moois, verspreid over vijf podia.
Enthousiasme troef bij Willow. De Belgische band heeft dan wel het grootste deel van hun bekendheid nog steeds te danken aan hun derde plek bij Humo’s Rock Rally 2010, toch hebben de Leuvenaren zich inmiddels bewezen met debuut ‘We the young’ in 2012. De kleine broertjes van Bloc Party scoorden bovendien een fikse internethype met hun videoclip voor ‘Sweater’ en dat heeft hen duidelijk geen windeieren gelegd. Desondanks vormt recente opvolger ‘Plastic heaven’ een fikse stijlbreuk met de eerste en dan valt af te wachten hoe en of het vijftal dat live wel weet te rijmen met elkaar. ‘Two children’ bijvoorbeeld, de opener van de set, klinkt nu eenmaal een stuk zwaarder dan nieuwelingen ‘Stay stay stay’ of ‘Danger’. Maar voor Willow is dit op Vestrock helemaal geen moeilijke opdracht. De lichtvoetigere songs, die dan ook nog eens een stuk meer worden doorspekt met doordringende synths, doen het publiek een eerste danspas zetten, wat dan weer wordt afgewisseld met de handen in de lucht voor de rauwere ‘Gold’, ‘Sweater’ en meesterlijke afsluiter ‘Weeping giants’.
Het is inmiddels bloedheet geworden op Vestrock en het publiek staat overal rijen dik, of toch vooral aan de ijstent. Een – voor de meesten – onbekende band uit Schotland op de Jupiler stage is deze middag dan ook niet de meest hapklare brok voor Hulst. Fatherson is inmiddels van 2010 aan het werk en bracht in 2014 nog debuut ‘I am an island’ uit via het speciaal daarvoor opgericht label van hun management om de standaard record label heisa te ontlopen. Lekker eigenzinnige kerels, dus. Misschien een beetje te eigenzinnig, of dan toch in het begin. Fatherson heeft een tijdje nodig om in te lopen en het eerste gegeeuw in het publiek duikt al snel op. Maar dan lijkt het tij te gaan kantelen wanneer de Schotten zich meer geacclimatiseerd voelen in het hete Hulst. Het tempo gaat de lucht in en de alternatieve rock wordt iets toegankelijker voor de grote massa, terwijl frontman en gitarist Ross Leighton zijn draai op het grote podium lijkt te hebben gevonden. Heeft iemand die man overigens al eens verteld dat zijn stem als twee druppels water lijkt op die van Orlando Weeks? Vast wel, want ook de muziek krijgt steeds meer weg van indiefanaten Maccabees.
Debuutalbum ‘Kepler Star’ is vernoemd naar een supernova, een ster waarvan de explosie enkele honderden jaren geleden even het hele heelal heeft opgelicht. Hoge verwachtingen dus en laat Tout Va Bien die vandaag net helemaal solo waarmaken. Want hoewel de man op plaat wordt geflankeerd door een hoop gitaren en elektronica, is deze set – die vandaag uitsluitend op piano wordt gespeeld – werkelijk bloedmooi. De tjokvolle Living tent geniet met volle teugen en is doodstil wanneer de zanger gevoelig, maar haarscherp nummers brengt als ‘So this is a goodbye’, ‘Sunrise’ en ‘Old love’. Bovendien gaat de one man show nooit vervelen, wat enkel getuigt van een torenhoog muzikaal niveau en rake songs. Het is dan ook bijna onnodig te zeggen dat de applausmeter bij deze uitschieter minutenlang in het rood ging na afsluiter ‘This fight’.
Lonely The Brave is inmiddels geen onbekende meer voor Vestrock. Sinds hun geroemde passage vorig jaar kwam bovendien ook nog debuut ‘The day’s war’ uit zodat ze dit jaar een stuk hoger op de affiche staan. Erg vernieuwend is de stevige poprock niet, maar meeslepend zijn de melodramatische Britten wel. Na wat geluidsproblemen in het begin komt de band goed los en dat is goed waarneembaar in het publiek dat duidelijk heeft gewacht op de rockers. Nadat de puzzelstukken vorig jaar op het veld van Hulst werden gegooid, wordt dit jaar het spel ook helemaal afgemaakt en in elkaar geklikt.
Het moet de reeks topnamen zijn geweest die zoveel volk naar de Living tent trok. Helsinki bestaat namelijk uit Thomas (K’s Choice en Arno), Pim (Tommigun en Thou), Joos (Statue en DVKes) en Ace Zec (producer van onder andere King Hiss en Diablo Blvd en drummer van Nailpin), en dat zijn prominenten die al het een en ander hebben waargemaakt. Hoe dat dan samen klinkt? Goed, meer dan goed zelfs. Het viertal doet iets dat het midden houdt tussen The Strokes, Yeah Yeah Yeahs en Queens of The Stone Age en dat wordt best gesmaakt in Hulst. Vanelslander en co scheuren er hevig vandoor, maar stuiten na hun derde nummer al op de eerste horde. Dit publiek zit namelijk best gezellig bij elkaar in de tent en lijkt het ook daarbij te willen houden. Dat is buiten Helsinki gerekend, voor vierde song ‘Reason’ begint, hebben ze lekker iedereen recht gekregen en dat blijft ook voor de rest van de set het geval. Rechtstaand rockt het duidelijk beter en de band staat met zoveel plezier te spelen dat al snel een snaar bij de frontman breekt. Maar ook dat doet hem niks. Het viertal speelt gewoon in al hun muzikaal enthousiasme verder en overtuigt Vestrock noot per noot van hun kunnen. Dat wordt linea recta richting Jupiler stage volgend jaar.
Zornik was bij de aankondiging in april nog een vreemde, oude eend in de bijt, maar na de zomer is de band er weer met een nieuw album ‘Blinded by the diamonds’ en dan is een set op Vestrock natuurlijk mooi meegenomen. Van wat de groep live brengt, lijkt het er niet op alsof er muzikaal veel verandering zal volgen. Nieuwe nummers als ‘My friend my stranger’ passen prima tussen oude hits ‘Believe in me’, ‘It’s so unreal’ of ‘Scared of yourself’, terwijl ook frontman Koen Buyse nog steeds niet om een vreemde stagequote verlegen is. Helemaal warm wordt het niet tijdens de typische rockshow, maar voor de fans is de show vast een terechte opluchting.
Vestrock afsluiten is dit jaar weggelegd voor Anouk en na haar eerdere shows dit jaar zijn de verwachtingen op Vestrock zonder meer hooggespannen. Of die worden ingelost? Nee, niet helemaal. Misschien is een uur te kort voor de Nederlandse om haar publiek helemaal op dreef te krijgen, of is het na de bloedhete namiddag al te koud om helemaal los te gaan, deze set is niet wat we gewend zijn van de vurige blondine. Hoogtepunten ‘Michel’ en ‘Good god’ verzinken in Hulst wat tussen het zachtere materiaal en zo worden er bijna evenveel laagtes als piekmomenten geteld. De zangeres lijkt zich bovendien niet helemaal in orde te voelen, spuugt enkele keren op de grond en ziet er – om eerlijk te zijn – maar wat flets uit. Gelukkig mag het op het einde nog even knallen met ‘Nobody’s wife’ en ‘Girl’ zodat Hulst inmiddels hun zesde hoofdstuk alweer mooi kan afronden.