Na Julio Bashmore en Fuck Buttons moest gisteren helaas ook Tyler, The Creator verstek geven voor het Dour Festival. Gelukkig bood het programma zondag genoeg boeiends om daar niet over te hoeven treuren.
Foto’s door Xavier Marquis. Verslag door Thomas Konings.
De dag startten we bij het veel te vroeg geprogrammeerde Cairo Liberation Front. Later op de avond had het collectief ongetwijfeld de Dance Hall op haar kop kunnen zetten, nu gingen maar een paar rijen uit de bol. Ondanks de lage opkomst en het uur amuseerden we ons echter te pletter. Het Nederlandse drietal wil de Egyptische electro cha3bi verspreiden omdat artiesten uit die regio zelf de kans niet krijgen om in het buitenland te toeren. Die muziek doet denken aan de olijke sound van Omar Souleyman, samplet vaak bekende westerse hits en is in Noord-Afrika razend populair bij de jeugd. Dat is begrijpelijk, want het geluid is bijzonder dansbaar en razend interessant. Nu werd de show ook uitstekend gebracht. De MC toonde zich een volksmenner die met een gebroken knie vrolijk over het podium stuiterde. De kolonel deelde wierook en hoofddoeken uit, crowdsurfte op een vliegend tapijt en en schoot met een waterpistool wodka in dorstige keeltjes. Het optreden eindigde met een publieksfeestje op het podium, tekenend voor de hele set.
Daarna stond Breton op het programma. Die Britse band profileert zich als een arty bende met haar naam, retoriek, manier van werken en ideeën. Op papier lijkt het dan ook een interessante groep, in de praktijk blijkt dat toch iets anders. Het gezelschap brengt namelijk een slap afkooksel van typische Bloc Party-indierock en roept vergelijkingen op met de puberale muziek van Bastille. Het overgrote deel van de set bestond dan ook uit onoriginele liedjes. Haar het einde toe kregen we nog wel catchy hitjes voor de kiezen. Qua performance zat het wel snor bij de jongens, ze leken het naar hun zin te hebben op het podium en kregen de fans keer op keer mee met hun eveneens ietwat clichématige aanmoedigingen.
Op de laatste dag klommen we voor het eerst naar de Red Bull Elektropediazaal. Trippy Turtle speelde daar in zijn schildpadonesie een dj-set. Er werd wel eens gespeculeerd dat Cashmere Cat achter het kostuum schuil zou gaan, begrijpelijk want de producer toonde gisteren dat zijn stijl wel erg gelijkaardig is. We hoorden zelfs twee nummers van de Noorse artiest en werden geplezierd met een energieke kruising van trap, r&b en alle genres daartussen. Veel minder was daarna het optreden van de Franse producer Stwo in dezelfde zaal. Het begon al na twee nummers te kabbelen, de platenkeuze kon wat ons betreft dan ook een pak beter. De Fransman draaide flauwe house en niet echt beklijvende urban. Die was misschien wel geschikt voor een zondagmiddag, maar dat overdreven zorgeloze geluid is niet aan ondergetekende besteed. Tot slot viel het geluid nog uit en wij vertrokken richting de eetkraampjes.
Wie Connan Mockasin een beetje kent, weet ondertussen dat de Nieuw-Zeelander elke keer weer op een nieuwe manier de aandacht weet te trekken. Gisteren moesten we even op gekkigheden wachten, omdat de Kiwi zijn gitaar het begaf, maar kregen we na die problemen de eigenzinnige weirdo te zien die bijvoorbeeld niet tegen het geluid van ploffende ballonnen kan en een fetish voor het woord “kruimels” heeft. Voor zijn show kreeg de blonde man zondag de hulp van King Khan die mee jamde en zong tijdens een bijzonder leuk ‘I’m the man that will find you’. Verder overtuigden band en gezelschap – kindjes uit de entourage en de vriendin van een gitarist leukten de performance verder op – met de meest heerlijke psychpop die hoogtepunten kenden tijdens het uitgesponnen, ronduit geniale ‘Caramel’ en het vijftien minuten durende ‘Forever dolphin love’.
Vervolgens was het de beurt aan Kaiser Chiefs om het podium te betreden. De groep maakte de afgelopen maanden een heropleving mee die zich het best liet zien in de buitengewoon hoge verkoopscijfers van hun laatste album. Nochtans bleek het nieuwe materiaal live niet veel soeps en scheen het Waalse publiek daar ook niet bepaald voor naar de weide afgezakt te zijn. Het was wachten op de grote hits annex klassiekers die zorgden voor een bescheiden feestje op de main stage. Verder fleurde Ricky Wilson de performance nog op met zijn typische grapjes, overdreven lelijk Frans en meer onnozelheden. Daardoor had het vijftal alsnog onze aandacht gedurende het hele optreden.
Veel beter toeven was het echter bij de shoegazeklanken en de duistere sfeer die Blonde Redhead door La Petite Maison Dans La Prairie joeg. Het trio creëerde tijdens het uur dat ze ter beschikking kreeg een trip die op geen enkel moment een dipje vertoonde en naar het einde toe met enkele verschroeiende uithalen zich bij de beste optredens van deze editie wist te plaatsen. In de opvallend donkere tent kon het drietal intrigeren met nummers die op verschillende manieren de zinnen prikkelden. Vooreerst klopten ze als geheel en kregen ze ons zo bijna in hogere sferen, verder was het heerlijk om alle weerhaken in de rijke sound van de band op te zoeken. Tot slot vielen we als een blok voor de stemmen van Makino en Pace, wat klonken ze perfect in het zondagavondplaatje.
De grootste naam van de laatste dag was Phoenix, de Franse groep die wereldwijd net voor de avondklok van de grootste festivals mag aantreden. De Fransen zijn dan ook een uitzonderlijk klassevolle headliner geworden die weten hoe een grote productie voor een boeiende show kan zorgen. Want wat stak dit optreden hard af tegen de gemiddelde saaie performance die bands van dat kaliber vaak brengen. Deze vertoning klonk bijzonder fris dankzij de altijd zo leuke gitaarriffjes, de versterkte drumpartijen en de fijne stijl van zanger Thomas Mars. Verder stelde het zestal zichzelf voor met een visueel spektakel dat nog lang zal nazinderen. Sublieme lichten werden afgewisseld met simpele kleurvlakken en bewegende beelden, de verhogen waarop de leden stonden durfden al eens te flitsen en de ingestudeerde moves kwamen eerder amusant over. Tot slot zocht de frontman het publiek al eens op en liep hij zelfs doorheen de hele massa. Gedurende de hele set gingen alle handen de lucht in, het sixtet bleek een gedroomde afsluiter met sterke muziek en een verbluffend totaalplaatje.
Vervolgens zochten we een allerlaatste keer de Dance Hall op voor een set van Daniel Avery. De producer draait door het jaar in de befaamde Londense club Fabric en kent bijgevolg de knepen van het vak. Zondagnacht vond hij in zijn platenbak heel wat kurkdroge, doch levendige techno die perfect in de lijn lag van de Brit zijn laatste album ‘Drone logic’. Daarop konden we gemakkelijk een uurtje alles los gooien, veel langer had het voor ons echter niet moeten duren. Verder hadden we nog iets meer van ‘s mans eigen materiaal willen horen.
Dour zit er alweer op voor dit jaar, neem gerust nog een kijkje op de website van het festival.