We wisten niet goed of we ons moesten voorbereiden op een stevige clubavond of op een rustgevend, romantisch concertje. De twee namen op het programma – Gone Icon en Eartheater – kiezen bewust voor een tussenformule. Beats werden achterwege gelaten en achter de kille façades schuilden warme artiesten.
Door een recente operatie moest de Brusselse Gone Icon de zangpartijen achterwege laten en kroop hij veilig achter zijn laptop om enkele edits te brengen. De Brusselse ambtenaren enkele blokken verderop zitten er wellicht energieker bij. Al maakte zijn muziek gelukkig meer los. Gone Icon werd aangekondigd als emotionele post-club, ideaal om de avond mee af te sluiten. Een avond openen strookt dus minder met zijn cv, maar ging hem evengoed af. Het elektronische knip-en-plakwerk kwam soms abrupt tot stilstand of werd nauwkeurig in elkaar geweven. Hij gunde ons vrij weinig kans op een applausje, of zaten we zodanig in de juiste sfeer?
Met pintjes in hand en omringd door goede zielen misten we enkel nog een beat, al was het maar als climax. Op het einde van de set komt die er ook en wisselen de samples elkaar vlotjes af. Even denken we hem te horen zingen, maar hij drukte simpelweg de play-knop van zijn muziekprogramma in. Zonder verwachtingen of voorkennis ontmoetten we Gone Icon, dus who cares als hij niet zingt, springt en danst? Hij overtuigde ons meer dan voldoende zonder alle show.
Alexandra Drewchin experimenteert sinds 2009 als Eartheater met freaky folk en industriële beats. Op haar vijfde album ‘Phoenix: flames are dew upon my skin’ speelde Eartheater met vurige passie en liet ze onze alle hoeken van de hel zien. Bijgestaan door een ontblote cellist en enkele subtiele elektronica-samples charmeerde de New Yorkse. Ze toonde haar onmenselijk rekbare stem, bracht folky gitaargetokkel en luidop geuite hersenspinsels als bindteksten.
Ze had wat last om zich te focussen – gaf ze zelf toe – en moest meermaals de draad oppikken bij het inzetten van haar nummers. Wanneer ze de setlist niet meer kon lezen, stak ze dat maar op het thuisonderwijs dat ze van haar mama kreeg. Maar eens ze eenmaal vertrokken was, klonk Eartheater kraakhelder, bezwerend en met momenten zelfs Björkaans. Het was wachten tot ‘Burning feather’ op de elektronische instrumentals die op ‘Phoenix…’ zo’n krachtige interludes vormden tussen de hoofdzakelijke akoestische nummers. Door de onvoorbereide maar best grappige bindteksten verloor dat wel zijn effect.
Wanneer die electronica aan bod kwam, terwijl ze speelde en zong, kregen we het totaalplaatje voorgeschoteld: Eartheater op haar mooist. ‘How to fight’ en ‘Diamond in the bedrock’ waren hier emotionele uitblinkers in. Ook zonder die verontrustende, kille klanken kon Eartheater de Botanique verstillen. Het akoestische ‘Volcano’ deed ons wiegen als op de boot van Dante maar dan met een romantische schipper. ‘Bringing me back’ had quasi hetzelfde effect met haar verleidelijke nonchalance. Hoe corny en horny tegelijkertijd kan je zijn? Eigenlijk is Drewchin een zachte ziel die met elektronica en obscure visuals diepgang wil brengen eerder dan mensen de diepte in brengen. Zacht- in plaats van kwaadaardig.
De encore ‘Put a head in a head’ was als nummer uit haar eerste plaat ‘Metalepsis’ de uitzondering van de door ‘Phoenix…’ gedomineerde avond en stuurde ons onbewust naar huis met huiswerk: Eartheater nog harder ontdekken. Duiken in die dystopische discografie.
In Botanique kun je binnenkort verder Slow Crush (20.10), Nihiloxica (22.10) en Claire Laffut (23.10) aan het werk zien. Een volledig overzicht en tickets vind je via de website van de zaal.