Destroyer, de band rond Dan Bejar, loste eerder dit jaar zijn uitstekende twaalfde langspeler. ‘ken’ is wat schaarser ingekleed, maar daarom niet minder onomwonden. De plaat imponeert door de nadruk op eighties-synths, maatschappijkritische teksten, en haar moedige intimiteit. Het was dus afwachten of dat geluid live klikte met de enigmatische, soms grillige maar steeds melancholische en grootse sound van ‘Kaputt’ en ‘Poison season’ – platen die de band de afgelopen jaren ook telkens naar de Rotonde in de Botanique brachten.
Opwarmen deed support act Nicholas Krgovich met een handvol zwartgallige songs, ondersteund door niets meer dan aaibare akkoorden die uit zijn Rhodes kwamen. Dat klonk zo nu en dan beklijvend, soms wat uitgesponnen, maar resulteerde al bij al in een innemend halfuurtje.
De twee openingssongs van Destroyer karakteriseren onmiddellijk de onnavolgbare kracht van dit – schrik niet – achttal. ‘Sky’s grey’ wentelt gestaag van melodramatische keys, etherische achtergrondgeluiden en zachte beats naar hyperromantische, in zoete traagheid gedrenkte pracht. Vervolgens opent ‘In the morning’ alle debatten, verscheurt het elke vooropgestelde hoopkreet, terend op kille, ondubbelzinnige mantra’s. Het is vooral de woestheid die in de in noise verpakte gitaren schuilt die mateloos overtuigt, plus de uitgesproken keys- en baslijnen die de jaren tachtig ademen.
Ondertussen bukt Bejar zich terwijl hij een break neemt van zijn rijke teksten en zijn bandleden die weelderige en érg dweperige intro van ‘Kaputt’ inzetten, met een galmende sax en trompet die op subtiele wijze zoveel lagen toevoegen. Dan springt Bejar op zonder echt te springen, balanceert als een zeventiger op het microfoonstatief dat hij transformeert tot wandelstok, houdt zijn microfoon vast alsof hij het nog nooit eerder gedaan heeft en weet een door en door clichématig rock ‘n’ roll-beeld op unieke wijze te verlevendigen: “Wasting your days / chasing some girls, alright / chasing cocaine / through the backrooms of the world / all night”. Niemand doet het hem na. De man heeft de looks van een dandyeske opium den-ganger uit The Picture of Dorian Gray, maar is te eerlijk voor de decadentie uit dergelijke tijdgeest. Zijn eeuwige laconieke allure is er een pak te cool voor.
Zo’n bijzonder uitgebreid en barok klinkende track als ‘Kaputt’ betekent een waar hoogtepunt, zeker gecombineerd met de ondoorgrondelijke beeldspraak van Bejar. Maar daarom zorgt een minder gecompliceerd en soberder nummer als ‘Saw you at the hospital’ live niet voor een totale ineenstorting – verre van. De eerlijkheid en directheid die heel wat nummers op ‘ken’ typeren, komen ook live even rechtstreeks aan. Het donkere minimalisme van ‘A light travels down the catwalk’ toont de bravoure van deze band nogmaals aan: urgente, dreigende bassen en trippy keys vinden elkaar feilloos, flarden van eighties-gitaren verraden nogmaals die knipoog naar Bejar’s jongvolwassen dagen, terwijl hij als geboren antiheld constant weet te relativeren: “Money comes, money goes”.
Destroyer voer vervolgens voort op golven die het zelf bepaalde. ‘Times square’ klonk even intelligent als elegant, ‘Chinatown’ was één hoop vochtige jazzpop – en geloof ons, dat klinkt live een pak beter dan het op papier doet vermoeden. ‘Savage night at the opera’ swingde genadeloos, ‘Cover from the sun’ teleporteerde ons rechtstreeks naar 1984 en zal waarschijnlijk enkel door welgemikte brainwashing uit ons hoofd verdwijnen.
En zo zette Destroyer na een uitmuntende versie van het uitgestrekte maar tijdloze ‘Bay of pigs’ een punt achter hun Europese tour. Dan Bejar toonde nog maar eens hoe cynisch optimisme wel niet kan zijn, en op wat voor ongelooflijke discografie hij en zijn kompanen inmiddels kunnen teren. Tot snel, heren.
Herlees hier wat wij vonden van ‘ken‘.